Soms roept de nacht je, hoewel niet bij naam,
wilsonbekwaam naar het nog-open-raam:
waar je, zo lijkt het, de enige bent
die nog in leven is, op dat moment.
En uitvergroot, als een soort deelgenoot,
hoop je, al denk je al sla je me dood:
dat er straks, eenmaal ten einde latijn,
een zelfde magische stilte mag zijn.
Door ongeloof of de maan die verschoof
gaapt er al gauw weer een donkere kloof:
tot Pentatonix -hoewel ’t schoentje wringt-
‘The Sound of Silence’ nog eens voor je zingt?