IUSTITIA


Zij wikt, maar wat tracht zij te wegen,
haar schaaltjes zijn zo leeg, zo klein:
zij weegt, al wat niet werd verkregen,
wat er niet is kan er niet zijn?

Elk woord dat niet werd uitgesproken,
of tot een drogreden verdraaid:
een dag die niet raakt aangebroken,
hoe zeer de haan er ook naar kraait?

Hoeveel in rook ook opgestegen,
haar gouden zwaard zet nooit kwaad bloed:
zij weegt, wat toch niet valt te wegen,
zij weegt alleen wat er toe doet?


PROEFKONIJN

 

Toen ze amper 5 jaar oud was, en voor ’t eerst in haar leven de zonovergoten Antwerpse Meir overschouwde, besefte ze plots: de wereld zal altijd te groot zijn voor mij.
Het beste wat ze dus kon doen, was zélf dan maar groter worden, en dat lukte ook wel. Ze groeide in haar nylonkousen en haar eerste roze BH, nog voor ze daar echt zin in had, doch inderdaad, zo leek de wereld gaandeweg -op het tweede, het derde en zeker op het vierde gezicht- toch iets minder groot.
Doch op een dag kreeg het hart in haar binnenste zulk een groteske omvang van al de daarin opgeslagen wanstaltigheden, dat zij er niet meer omheen paste met haar ontoereikend bestaan. Bovendien dreigde de scherp geworden punt ervan zich door haar verslapte middenrif te boren.
Dus deed zij het Boek der Spreuken open, betoverde zichzelf en werd alzo bijgevolg kleiner en kleiner, in de hoop dat haar hart en haar pijnen dat ook zouden doen. Helaas, haar zoveelste misrekening. Vanaf toen was niet alleen de wereld te groot voor haar, maar zélfs de zetel waarin zij zat.

 

BLOGHUT


Tere tulpen, nukkige naam, turkooizen titel: ‘Hutten en Paleizen’. Voilà, kan niet mooier, kan niet beter, kan niet gepaster. Maar wat zegt die Koning-Keizer Komrij daar: “Poëzie is geen tijdelijk onderdak, poëzie is kost en inwoning“?

Ai. Dan ga ik met mijn ‘bloghut’ duidelijk  zijn boekje te buiten: geen kast, geen kost, geen dagelijks onderdak. Zelfs mijn eigen lijf, ‘de hut mijner sterfelijkheid’ biedt mij slechts een tijdelijk onderkomen.

Maar jaag me nu niet meteen weg, lieve Gerritje. Nergens wat mooiers te vinden dan deze prachtige Andermans Veren om mijn bloghut mee op te waarderen. Nee, niet mijn buiten- maar eerder mijn binnenverblijf, ik ben nu eenmaal  een Huttentut. Zoals de heremietkreeften hun weke delen in de verlaten slakkenhuizen der wulken wurmen, zo zoek ook ik een halfsegatse beschutting in deze leegstaande bloghut, voor zowel de gesel van de Koperen Ploert, als voor de weerwolven van de Volle Maan.

Wat er ook van zij, op tijd & stond even met hutje & mutje wegwezen van ‘kost & inwoning‘ en van ‘de vermoeienis zichzelf te zijn‘ lijkt mij geen slecht idee. Zo af & toe wil ik mezelf doen denken aan Toon Tellegen’s mier, of liever gezegd: zo zou ik mijn tijdelijk onderdak wel willen bewonen, met op gezette tijden het bezoek van één of ander wijselijk wezen. Alhoewel, Alfred Kossmann’s kortgedichtje in gedachten: God schiep als een voorbeeldig dier, de nijvere mier. Zijn tweede schepping was nog beter: de miereneter? Ach ja, het is ook altijd wat.

Kop van Jut met de ogen vol prut, grof geschut of helemaal blut: it’s never too hot in my heavenly hut! En geen kat die ooit zou denken: ha, hier woont iemand! Zeg nu zelf, Komtje, daar kan toch geen poëzie tegenop? Please, gun mij uw tulpen, uw gulle Gerritse gulpen waar ik elke keer opnieuw toch zo vrolijk van word: “Als je iemand hoort zeggen dat hij zo eerlijk is als goud, wel, kijk hem niet recht in zijn ogen, want je bent je wimpers kwijt.” The Eagle has landed! Dus dank u zeer, Heerlijke Heer, ik laaf mij aan uw wijze leer.

Ne derelinquas me, bloghutbewoners hebben het niet breed onder hun tijdelijk onderdak, maar kunnen desondanks veel zorg aan de dag leggen. Zielig of zalig: daar trekt geen letter zich ook maar iéts van aan. Doch deze eerste nacht, helemaal alleen in deze donkere hut: het  zou niet te doen zijn zonder het licht van deze drie tulpen. ‘Einsam bin ich, aber nicht alleine‘?

AMI GRAND CRU

In zijn Grand Cru Classé
gloeit as van druiventwijgen.
Fonk’lend gepaard daarmee,
op dronk zijnde, hem eigen.

Wanneer door zelfinkeer
hij door zijn kurk gaat bloeden,
zal zijn Legioen van Eer
en flesrust hem behoeden.

Wat in zijn ziel bezinkt
wordt vloeibaar, laat ons hopen.
Hoe meer je daar van drinkt,
hoe rechter je zal lopen.

M.M

GLAASJE?

Sombere tijden, zwarte dagen, een glimp van licht, zo nu & dan.’ Zo’n onpeilbare zin doet je toch meteen denken aan een glas rode wijn? Dankuwel, Remco Campert, wij drinken alvast op uw gezondheid, proost. Uw donkerwoudige woorden zullen ons geen kwaaie dronk bezorgen, wel integendeel. Daar krijgen wij een kurken ziel van, daar blijven wij van bovendrijven, de Moerassen van de Droefheid zullen ons niet verzwelgen, hoe zuigend ook hun kracht.

Dus waar is de kurkentrekker, en welke fles zullen we kraken? De ene is lief, sensueel, charmant & erotisch, maar ook koppig, karaktervol & boordevol temperament. En de andere gedraagt zich van zwoel over sappig & romig, tot nors over boers & hard. Jammy, jammy, wat een kruidig koppel: Syrah & Shyraz!
Zwarte peper, menthol, kaneel, anijs, frambozen, zwarte kersen & dito bessen, pure chocolade, koffie, rozijnen en vanilletonen, ze hebben het allemaal in huis.

De uit het Rhône-gebied afkomstige Syrah heeft voor haar kersenrode geboorte gelagerd gelegen op Franse eik & wordt geprezen om haar natuurlijke druivenschil-tannines. De krachtige Australische Shiraz heeft het sap van overrijpe ontsteelde druiven in zijn pittig gekruid bloed,waardoor zijn  alcoholgehalte  kan oplopen tot wel 16%.  Eender welke fles, dat wordt in beide gevallen een glas donkerrode zonnegloed met purperen schitteringen,  een rokerig wijntje van ‘s werelds meest sexy druiven, met in de neus aroma’s van bloemen, fruit & een lichte tint van hout… Vinum bonum est!

En ziehier ook nog wat knapperige borrelnootjes van het merk ‘De Schoolmeester’: De moegewaakte nacht verliest zijn nevelwagen ° Val aan dit kloppend hart & voel of ik u min ° Zo brengt de zomerdag genietingen aan, waardoor het menselijk hart op ’t zoetst wordt aangedaan ° Wie ’s morgens bij dit alles ongeroerd kan blijven, moet onder zijn hart maar liever ‘straatsteen’ schrijven °

Zie je wel, daar zijn ze al: Remco’s glimpen van licht, in die heerlijke momenten van ‘zo nu en dan’. Ik voel m’n gemoed vloeibaar worden & ontvankelijk. Mijn kompas is van de pen? Zo dronken als Jorden die in ’t varkenshok keek of zijn familie al sliep? Nee hoor, verre van. I just hope that the wind doesn’t blow you away…

VOORPROEVERTJE

Het wordt ons al eeuwen toegebazuind: “Maak voor uwe woorden balans & schaal!” En inderdaad, soms moeten ze wel degelijk gewikt & gewogen worden, zéker als je iets voortreffelijks in huis wil halen voor ‘geselscap goet ende fijn’. Dus hop naar de marktplaats der woordkramerij, want het zal toch weer zoeken worden tussen het lettergetetter van dat miljoenen-aanbod aldaar.

Veel woorden immers hebben hun oorspronkelijke smaak verloren. Ze hebben zich verdrietig laten oogsten, met de pijn van dit verlies in hun pit, en ze missen elke samenhang. Letterbakken vol wormstekige woorden voor de flapuitverkoop. Nikszeggende larie & apekolen voor zinnen als strontje-wie-heeft-je-gescheten, of niet te verteren exemplaren ten behoeve van wrede gevechten op leven & dood, zoals die van kemphanen.
-”Zo bedrog, leef je nog?”
-”Ja, verdriet, zoals je ziet!”

Dat is dan op z’n minst toch al klare taal, maar ook hen hou ik vandaag liever uit m’n mandje. Daarenboven valt niet te ontkennen, dat zelfs de waardevolste woorden ervoor beducht blijven, om hun woordevolle waarde verloren te zien gaan in saaie, afgezaagde clichés, of erger nog, terecht te zien komen op de zwarte lijst der dichters, waar zelfs het woord ‘ziel’ zich reeds in ongenade weet, doch het trekt er zich gelukkig weinig van aan.

Hoe dan ook: gewikt, gewogen, duur verkocht of te grabbel gegooid, elk woord is in wezen een geclasseerd monument. Een paar hardhorige schelpen of een natte macula maken er voor het zelfde geld een ‘geglaceerd moment’ van, prima toch? Wat haken & ogen, wat streepjes & bogen, en voilà: een woord, men zegge het voort!

Pen & papier, oren & ogen, teken- & tafelblad: alles om ons heen snakt naar woorden, woorden, woorden. Inkt wil zich gevloeid weten doorheen de sierlijke letterlussen, gehoorbeentjesketens voelen zich dag & nacht geroepen om er geen letter van te wablieven, doch het blijft een onmiskenbaar feit: woorden, je moet ze kennen.

Ze zijn onvergelijkbaar wispelturig, ze sluiten zelden bindende akkoorden, ze nemen bij elke oogopslag een andere gedaante aan. Van alles overwoekerend kleefkruid waar-je-niet-meer-vanaf-geraakt tot wegschietende zilvervisjes, die tussen- je-oude-papieren-leven. Er is meer tussen zeggen & schrijven, dan wij ooit kunnen vermoeden?

Woorden die je de pas afsnijden versus woorden die zich onvindbaar weten te houden. Zelfs woorden die nog niet bestaan, maar kijk: morgen schijt er alweer een kraai die vandaag nog geen kont heeft. Woorden dus als jeuksel tussen de tanden, woorden die alleen maar te koop zijn op de Lachmarkterij, maar ook woorden om noten mee uit de bomen te knuppelen. Er zijn zelfs woorden die witte sneeuw weten zwart te maken, en soms legt één van hen in z’n dooie eentje een heel mijnenveld aan.

Jazeker, woorden kennen er wat van. Soms wordt je erdoor besprongen als door een zwerm vraatzuchtige sprinkhanen, dan weer moet je de simpelste woorden met man & macht uit de zwijgzaamheid zien te sleuren als stuitliggende kalfjes uit een koe in barensnood.

Krenterig, kranterig, onbehaalijk, onbeschut: ze beschrijven zichzelf in eindeloze synoniemen. Altijd hetzelfde: altijd ànders. Sommige woorden stellen de wet, andere gaan gezellig met je naar bed, of beide tegelijk. Ze hebben een naam, maar ze laten zich niet benoemen. Ze muteren met het grootste gemak van ijssalon naar heteluchtballon, van trouwjapon over vuurpeleton naar verdwenen-achter-de-horizon.

Maar gelukkig zijn er nog altijd woorden, die zich als appeltjes tegen de dorst op de zielezolder laten bewaren, woorden als barmhartige samaritanen, woorden die maar één betrachting hebben: er toe doen, en dat doèn ze dan ook. Zorgvuldig uitgekozen woorden kunnen wonderen verrichten. Ze herkennen elkaar, soms zelfs van in een vorig leven, ze kunnen zich zowel vergeestelijken als vervoedselen & ze smaken, tot in het slechtste geval, altijd naar méér.

En ook al kunnen -zèlfs zij- nog onderhevig worden aan gekanker, of alsnog plots met hoge koorts alfabetlegerig geraken, ze dragen een glimp van de eeuwigheid in zich, ze blinken als swarovski-stenen, en niet alleen in verzen & geschriften. Je hebt er geen geparfumeerde inkt voor nodig om ze op te schrijven, geen alziend oog om ze te kunnen lezen, geen koperen adem om ze uit te spreken, laat staan ‘vurige tongen’.

Gewoon het hartzeer eventjes in slaap wiegen –ach vriend, ik zie u weder, dat lenigt mijn verdriet– en de wrijving der gedachten trachten te verzachten met de ‘tere tekens van de taal’. Waardevolle woorden maken er sowieso altijd een feest van. Dus nee, geen ‘hetzepot’ vandaag. Geen woorden die als arme schapen bij de wolf te biechten gaan. Geen bluf, geen blunders, geen blos & bloot. ‘If it be your will, that I speak no more...’ Leonard Cohen? Laat de radio dan in ieder geval maar opstaan.

Zeg, heb je niet al een heel klein hongertje, jij-die-hier-nu-bij-mij-bent? Dan moet je dit verrukkelijk woordenhapje van Lopa de Vega alvast eens proeven:
“KLAVER, JEZUS, DAT RUIKT LEKKER! KLAVER, JEZUS, WAT EEN GEUR!”

Voilà, het feest is begonnen.