HOOP TE KOOP

Het geloof waar ik het meest van hou, zei God, is de hoop. En ook de componist Brahms noemde de hoop een hemelse gave. Van alle gewaarwordingen blijkt de hoop het meest tot de verbeelding te spreken, tot & met in de gedachtengangen van de Groten der Aarde. En zoals bij alle boeiende stellingen valt vast te stellen: zowel in uiterst bejubelende, als in de volkomen tegenstelde zin daarvan.

Neem nu Nietzsche: ‘De hoop is het kwaadste der kwaadste, omdat zij de marteling verlengt.’ Leve de verschillen? Volgens Goethe is de hoop de tweede ziel van de ongelukkigen. Daaruit zou kunnen blijken dat zij de eerstgeborene tweelingzus is van de wanhoop, onafscheidelijk met elkaar verbonden dus.

Wie in hoop leeft, danst zonder muziek, of komt om van de honger? Seneca wist het al: hoop niet zonder wanhoop, wanhoop niet zonder hoop. De ene opent de deur naar het verlangen, de andere sluit al dan niet teleurgesteld de rangen. Hopen op het beste dan maar? Tenminste, zolang Dante ons weer niet naar de hel voert, met zijn ruige roep:’Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt!’

Maar natuurlijk is ze blind. De hoop zou zichzelf ontheffen, mocht ze kunnen zien. De gesprongen snaren op haar instrument kunnen sowieso geen klanken voortbrengen, eenmaal heimelijk bespeeld door haar zus wanhoop. Hoop bedient zich per definitie van het ongrijpbare, het onhoorbare & het nog niet ingevulde. Precies zoals Emily Dickinson dat zo treffend wist te beschrijven.

Maar dingen met pluimen & veren zijn kwetsbaar, kunnen uit de lucht worden geschoten, kunnen lam worden geslagen & levend worden kaal geplukt, kunnen zich te pletter vliegen tegen blinde muren of tegen verraderlijk weerspiegelende ruiten. Verder is de hoop er nogal melig aan toe, wat afbeeldingen betreft: vuurtorens, open deuren & lichtstralen, handen vol keien, al dan niet in hartvorm, waar in sierlijke letters hoop op staat geschreven. Openbarstende stenen, broze plantjes en natuurlijk, duizend keer alom Banksy’s ballonmeisje bij dageraad.

In het Rijk van de Hoop is het nooit winter: laat dat toevallig een -inmiddels vergeten?- Russisch spreekwoord zijn. Hoop kan dus ook behoorlijk vals zijn. Echter, ook daar heeft één of andere vernufteling alweer iets op gevonden, dat tot nadenken stemt? ‘Without False hope there would be no hope at all.’

En dit zou een klein ijdel hoopje van mezelf kunnen zijn: zo’n gevederde vondeling die op mijn hand komt zitten, zoals in de film Penguin Bloom.

Er is hoop, die maar al te goed weet, dat ze niet meer is dan een ijdele droom, die heimelijk Hoop’s mooiste jurk heeft aangetrokken. Maar ook al zou volgens Gerrit Achterberg ‘de hoop een krijtwit kind zijn, dat lacht tegen de rover, die het slacht’, de Perzische dichter Ganjavi raadt ons aan om ‘nooit zonder hoop te zijn, want kristallen regen valt uit zwarte wolken.’ En volgens het Duits humoristisch weekblad Fliegende blätter warmt de jeugd zich aan de zon van de hoop, zoals de ouderdom dat op haar beurt doet aan de gloeiende kachel der herinnering.

Maar er is ook nog een hoop van een heel andere orde, zoals bijvoorbeeld die van de woordzuiger Gerrit Komrij, die immer vreemde eend in de bijt, en ook al is hij voor vrouwen vaak zuur te pruimen, het blijft sowieso gniffelen geblazen: ‘Alle vondsten in de wetenschap & de kunst zijn ontstaan op een halve meter van een hoop stront’. Of zou dat misschien ook onder de noemer vallen van ijdele hoop?

Echter, moge de hoop dezer dagen niet onderhevig worden aan een burn-out, nu de hele wereld aan haar mouw trekt, indachtig die rake gedachtegang van Ambrose Bierce: ‘Religie is een dochter van Hoop & Vrees, die aan Onwetendheid de aard van het Onkenbare uitlegt.’ Vader Vrees blijft zijn dochter Religie dwangmatig de pas afsnijden, tot schrijnend verdriet van Moeder Hoop?

De Franse priester Abbé Pierre zegt wellicht terecht: ‘Hoop is geloven dat het leven zin heeft’, want daar valt inderdaad heel wat voor te zeggen. Graag echter geef ik bij deze het laatste woord aan de Joods-Amerikaanse schrijver Elie Wiesel, die verschillende boeken schreef over zijn ervaringen in de Holocaust, en die in 1986 terecht de Nobelprijs voor de vrede heeft gekregen: ‘Hoop is een geschenk dat wij alleen aan elkaar kunnen geven’. O rationeel schepsel dat eeuwig leven verlangt, als dàt geen ultieme gedachte is om te koesteren?

DE LANGSTE DAG?

Ook al zou hij begonnen zijn met een lachend spiegelei, de langste dag heeft er moeite mee. De 21ste juni lijkt er weinig of geen aandacht aan te besteden. Hoe uitbundig de liguster ook bloeit, hij houdt z’n bedwelmende geur binnen z’n bloesempjes. En waar blijft Koning Oberon’s magische mist? De sombere berichtenstroom van kommer & kwel hangt als een grijze hemel boven de dag.

En die fantasierijke midzomernachtsdroom krijgt het al helemaal zwaar te verduren. De romantiek ervan laat zich -sowieso?- niet meer voelen. De kleermaker Robin Starveling hoeft voor mij dus geen jurk van maneschijn meer te maken, als ware ik Helena die treurt om de liefdesweigering van Demetrios.

Een magische bloem, waarvan het sap verliefdheid kan opwekken, als het in de ogen wordt gedruppeld? Dat mag niet meer verkocht worden, zei de apotheker, het blijkt schadelijk te zijn. Zo spijtig, zo helder & zo blauw, je kreeg er rust van in de ogen & grote pupillen. Geen sprake dus van koningin Titania, noch van haar tot de verbeelding sprekende dienaars Peasblossom, Cobweb, Mustardseed en Moth. Laat staan van één of andere Demetrios, die een andere kant op kijkt.

Maar kom. Dan sta je daar in de boekhandel plots met de verzamelde Essays van Michel De Montaigne in je handen, zo lekker dik & compact als een gebakerde baby of een ronkende kattebundel, kortom: hunkerend naar omhelzing. Elke zin die ik er bladspiegelend in las bleek meteen een verrukking voor het geestesoog. De bankkaart kon er alleen maar om juichen. Of om het op z’n Montaigne’s te zeggen: ‘Een mens moet op zijn eigen kosten wijs worden’.

‘De essays, uitgekomen in een prachtige vertaling van Hans van Pinxteren, zou in elk hotel in het nachtkastje moeten liggen naast de bijbel. Het is het boek der boeken van de moderniteit. Met de essays begon de bevrijding uit een tranendal van dogma’s.’ Aldus Vrij Nederland. ‘Over het gebruik kleren te dragen. Over paarden in de oorlog. Over leugens. Over kannibalen. Over… Over… Over..

Dus waar zou ik die crazy midzomernachtsdroom nog voor nodig hebben, of dat elfensap van die magische bloem? Waarom zou de smachtende Helena in mij nog treuren om de liefdesweigering van de onbereikbare Demetrios, ook al staat zijn naam in de balken van mijn houten plafond gekrast, ter ingebeelde vervanging van de verdwenen midzomernachtsdroom? Nutteloze vraagtekens?

Zo blijft de langste dag hoe dan ook tot mijn verbeelding spreken, omwille van die magische kanteling, en het kortstondige daarvan. Slechts één dag in het jaar is zo fascinerend lang, slechts één nacht zo ondraaglijk kort om er alsnog even van te dromen: ‘Omdat hij het is, omdat ik het ben’. Je neus zou van minder gaan bloeden. Alsook het hart: ‘Je veux que la mort me trouve plantant mes choux’?

BEZIET U ZELVE

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet? Het moet gezegd, een spiegel is een fascinerend ding: een glasplaat met een zilverlaag, en voilà, je ziet jezelf. Echter, je zult Gustav Flaubert maar horen zeggen: ‘Als het gezicht de spiegel is van de ziel, dan zijn er dus mensen die een heel lelijke ziel hebben’. Alsof onze eigen bedenkingen somtijds al niet snerend genoeg zouden zijn, wat dat betreft.

Je hoeft daarvoor niet meer boven een stilstaand water te gaan hangen, of op de reflectie te rekenen van alles weerspiegelende ruiten. Die zijn per slot van rekening lang niet altijd zo blinkend gezeemd als op dit mysterieuze schilderij van de surrealistische Britse schilder Mike Worrall, ‘chasing the reflection.’

De gepolijste glasachtige vulkaanstenen waarin de mens zich aanvankelijk probeerde te spiegelen, alsook de platgeslagen schijven van brons of koper tot hoogglans gepolijst, waarmee de Egyptenaren zich probeerden te behelpen, liggen inmiddels dus ver achter ons. Niets zo blinkend als onze hedendaagse zilverspiegels, eenmaal de tandpastaspatjes er weer van af zijn geveegd. Of is uw spiegel ook niet meer zo mooi als 25 jaar geleden, zoals de Nederlandse schrijver Kadé Bruin zich afvraagt? De spiegels spelen met onze onzekerheden.

‘Zolang de zon gaat langs de lichtwarande
zullen er dagen zijn van vrees en schande.
Wie reinheid zoekt zal angst en kommer vinden,
de spiegelslijper zelf heeft zwarte handen’.

J.H.Leopold

Maar die spiegels, zo blijkt, verzilveren hun eigen leugens: ze tonen je de omgekeerde versie van de werkelijkheid. Daarom vinden wij ons spiegelbeeld altijd mooier dan de foto’s van onszelf, omdat we dat omgekeerde beeld nu eenmaal gewend zijn te zien. Foto’s tonen hoe wij er werkelijk uitzien. De Snapchat-camera maakt foto’s in spiegelbeeld, en die zul je dus mooier vinden.

Wanneer je nooit meer een dwaas wilt zien, sla dan om te beginnen uw spiegel stuk? Echter, dan krijgen we meteen weer een ander probleem: een gebroken spiegel staat garant voor zeven jaar ongeluk. Dat heeft dan weer met de ziel te maken, die daardoor zogezegd beschadigd zou geraken. In de Victoriaanse traditie werden spiegels dan weer bedekt wanneer iemand gestorven was, opdat zijn ziel niet zou blijven vastzitten in de spiegel. De ziel moet kunnen fladderen?

Doch de Italiaanse schrijver Gesuardo Bufalino vraagt zich daarentegen af: ‘Waarom zou men niet geloven dat een spiegel de beelden behoudt die hij heeft gereflecteerd, wanneer het licht van een uitgestorven ster ons nog steeds bereikt?’ Dat doet me denken aan de spiegels van vroeger, waarin ik het naar zichzelf aankijkend gelaat van mijn moeder dus tot lang na haar dood nog zou kunnen blijven zien. Dat zou mij wel aanstaan. En graag ook dan dat van mijn vader, zoals hij zich altijd bekkentrekkend stond te scheren. Zo sterk zichzelf.

Lach, spiegel, lach, want ook daar ben je voor gemaakt. ‘Ik wil best een oude man ontmoeten’ zei cabaretier Fons Jansen, ‘als het maar niet in de spiegel is van mijn kapper.’ De kindertijd is de levensfase waarin je gekke bekken trekt in de spiegel, en de middelbare leeftijd is de levensfase waarin de spiegel wraak neemt? Als je ouder wordt hoef je zelf geen bekken meer te trekken, dat doet de spiegel dan wel op eigen houtje. Alleen op foto’s is het sowieso nog erger?

Want er wordt je wat voor gehouden, op de meest onbewaakt momenten, en niet alleen in spiegelpaleizen. Dus zoals Mark Twain dat stelt: wanneer een vrouw dikwijls in de spiegel kijkt, is ze misschien niet ijdel, doch alleen maar dapper. Sowieso een interessante visie op een onmiskenbaar dubieuze werkelijkheid.

De spiegel van de ziel echter bedient zich van glas noch zilverlaag. De Britse schrijfster Jeanette Winterson wist dat aardig te verwoorden: ‘Toen ik verliefd werd, was het alsof ik voor het eerst in een spiegel keek en mijzelf zag.’ Dan toch dus, waar dat vermaledijde verliefd worden al niet goed voor is. Of is ook dàt uiteindelijk een omgekeerde versie van de werkelijkheid? Hoe dan ook, de spiegelslijper wast zijn handen in onschuld, hij heeft er part noch deel aan.