OH HAPPY DAY

Zit m’n strikje goed, zit m’n masker goed, vrouwmens gaat op stap. Want wat vond ik het die dag weer een feest om een mens te mogen zijn. Ik had er dan ook mijn haar voor gewassen & me mooi gemaakt, want ik wou het waard zijn, en dat bewijzen met alle erkentelijkheid van dien. Wetend, daar spring ik sowieso nooit vér genoeg mee: het zou met mijn hakken zijn en niet met mijn tenen. Maar het zou hoe dan ook te zién zijn & te méten, hoe dankbaar ik ben.

Ik werd onverwacht uitbundig verwelkomd, bedankt voor mijn komst en zelfs gefeliciteerd. Nochtans, ik verjaarde in de verste verte niet. Had ook niets speciaals gepresteerd noch ruimhartig gevrijwilligd, of enig ander verschil gemaakt. Niettemin werd ik behandeld als een ereburger. Kreeg zowaar een denkbeeldige medaille voor moed opgeprikt. Het leek de omgekeerde wereld.

Blijkbaar kreeg ik het er koud van, in plaats van warm. Hoe dan ook, mijn graden raakten niet in een getal omgezet. Noch aan het voorhoofd, noch aan de pols. Er werd dus besloten door een juichende man van dienst: in ieder geval géén koorts! Bazuingeschal, het klonk als de feestelijke uitreiking van een diploma. Dat had ik dus blijkbaar maar weer eens goed gedaan. Mijn masker jeukte ervan.

Vervolgens werd ik de Nekkerhal ingeblazen, op weg naar AstraZeneca. Overal wuivende & wegwijzende armen, die van mij een verbaasde V.I.P. maakten. En vervolgens, in stroomversnelling, de legendarische ontmoeting met een inmiddels wellicht murwgespoten dokter Prikkevrouw. Mijn stevige bovenarm kreeg -op een troon gezeten- z’n prik alsof hij een pasgeboren kuikentje was.

Een prik? Noem het liever een kick. Alsof amor er z’n pijltje in had afgeschoten. Dus zwevend van tevredenheid de geschiedenis & een nieuw lieven in. Onder de indruk. Smeltend van dankbaarheid voor zoveel gratis goede zorgen. Voor dat wervelend feest van menselijkheid. Voor al die levende steunpilaren, onder die hoge koepel van de Nekkerhal. Een belevenis die mij ontroerde, in al zijn facetten. Ik ben er daarna met plezier een dag & een nacht groggy van geweest.

TSJILP!

In deze plotse kou, drie gram hulpeloos leven. Daar is dus het woord ‘weerloos’ voor uit gevonden, want begin er maar aan. De jonge musjes zijn ongeveer zo ver, maar april is eens te meer niet mals voor hen. Nergens nog een insect te bespeuren, daar is het weer te koud voor. Voorlopig dus weinig of geen eten?

Kijkend naar die wonderlijke sneeuwvlokken was me dat toch weer een doorn in het oog. Het mussenvolkje staat sowieso al op de rode lijst genoteerd als ‘kwetsbaar’ en ‘achteruitgaand’. Hun afname in aantal wordt ‘zorgelijk’ genoemd, las ik. De eveneens kwetsbare fruitbloesems kunnen bij zoveel grilligheid eventueel nog op vuurkorven rekenen, maar vogels staan er dus alleen voor.

Dames & heren, het wordt onderschat:
wij missen bescherming & een vogelbad!
Al kraken wij ’s winters soms keiharde noten,
wij hebben gelukkig geen bloed in de poten!

’s Morgens gaan drinken is ons eerste werk,
er vrolijk op los tsjilpen, ons handelsmerk.
Wij melden u thans dat wij bij tussenpozen,
ook kruimels & kaas lusten & abrikozen!

Wij houden van tuinen, maar niet van het bos,
lees, mensen ’t boek ‘Mussenlust’ van Peter Vos!
But please, wat betreft al die mormels van katten:
leg ze -verdomme!- niet zo in de watten!

Toch wel plezierig om te weten: het mannetje -zie hierboven!- is te herkennen aan zijn zwarte bef. En hoe groter die is, hoe meer zaadcellen hij weet te produceren, dus hoe meer kans hij maakt bij de vrouwtjes. Mussen blijven levenslang samen, wat dat dan ook moge betekenen: in het wild hooguit 3 jaar, maar de oudste wildlevende mus heeft er niettemin 18 jaar van weten te maken.

Het mannetje begint al in januari met verschillende nestplaatsjes ‘halfsegat’ klaar te maken. Daar mag het vrouwtje er dan ééntje van uit kiezen, en dat maken ze dan samen verder in orde. In maart worden er gemiddeld een viertal eitjes gelegd. Daar kunnen, in de tien dagen ervoor, tot 40 paringen per dag aan vooraf zijn gegaan. De eitjes worden door het vrouwtje in 12 dagen uitgebroed.

Ik ben het meteen gaan opzoeken toen het plots zo begon te sneeuwen, en jawel hoor: begin april vliegen de jongen al uit. Ze worden nog een hele tijd door hun ouders gevoed met insecten, zoals vliegen en muggen. Maar dan moeten die er wel zijn natuurlijk. Die sneeuwvlokken, al vliegen die nog zo dartel in het rond, daar kun je als vogel niks mee aanvangen, wel integendeel. Tegenslag dus.

Terwijl het sowieso een bedreigende wereld is vol vijanden, sterven niettemin veel jonge vogels gewoon van honger & dorst. Kortom, van al die jonge musjes is er na drie maanden nog slechts de heft over. De soms uiterst grillige weersomstandigheden mogen dan normaal zijn in april, voor die aandoenlijke ‘driegrammertjes’ kunnen ze mede een kwestie worden van leven of dood.

Hoe dan ook, nooit zal ik blij gemaakt kunnen worden met een dode mus. Bij leven & welzijn weten zij met hun vrolijk gesjilp & hun aandoenlijke eenvoud de mens al van oudsher te inspireren. Daar kan geen ‘gevleugeld’ woord tegenop.

ALLELUIA?

De heer is waarlijk opgestaan,
tenminste, dat is maar te hopen.

De krokussen zijn alreeds opengegaan,
maar de lente is weer weggekropen?

’t Is pasen, dus weg met dat vies covid-ei,
waar blijven de Klokken van Rome?

Wanneer zitten wij -ooit nog eens!- zij aan zij,
los van, dat daar vodden van komen?

Een zalige Pasen en een dito wens,
te weten: een mens is een mens is een mens.

STABAT MATER DOLOROSA

Het blijft aangrijpend:
het niet te beschrijven verdriet
van deze moeder om haar gestorven zoon.

Stabat mater dolorosa,
iuxta crucem lacrimosa,
dum pendebat filius.

Naast het kruis, met wenende ogen,
stond de moeder, diep bewogen,
toen haar zoon te sterven hing.

En haar door het zuchtend harte,
overstelpt van wee en smarten,
’t zevenvoudig slagzwaard ging.

Als een zevenvoudig slagzwaard,
de zeven momenten van verdriet en pijn
in het leven van Maria.

1.
De lijdensvoorzegging door Simeon
bij het opdragen van Jezus in de tempel:
“Dit kind is bestemd tot val en opstanding van velen.”
2.
De vlucht naar Egypte, en de engel die zei:
“Herodes komt het Kind zoeken
om het te doden.”
3.
Het verlies van haar zoon in de tempel:
toen Jezus 12 jaar oud was bleek hij
bij de terugkeer van het paasfeest plots vermist.
4.
De ontmoeting met haar vernederde zoon:
zelf zijn kruis dragend trok Jezus de stad uit
naar de Schedelplaats, ‘Golgotha’ in het Hebreeuws.
5.
Jezus sterft aan het kruis:
drie uren lang aanschouwde Maria de doodstrijd
van haar gekruisigde zoon.
6.
Maria omhelst haar gestorven zoon:
in diepe smart aanschouwde zij
het doorboorde hart van Jezus.
7.
Maria bij de graflegging:
omdat de sabbat aanbrak moest Jezus
in alle haast begraven worden.

Quis non fleret,
wie zou niet wenen.