
Je zal het niet meer lezen, maar toch stuur ik je bij deze mijn laatste groet als een vallende ster achterna. Ook al weet ik, dat je mijn lichtstreepje niet meer zal zien, en dat er geen enkele geheime wens nog door je gedachten kan gaan.

Maar toch. Pas- & plots gestorvenen hebben nog veel aardsgerichte ontvankelijkheid, naar mijn gevoel. Je e-mailadres weet alleszins nog van niets en zwaait nog altijd even vriendelijk je telenet-deur voor mij open. Ook mijn eigen computer tovert je naam tevoorschijn als uit het eeuwige nu. Onuitwisbaar.

Een laatste groet dus, om je alsnog te zeggen hoe graag ik je heb gezien. Ik weet dat je dat wist. Na de dood van ons eigen moeder nam jij het zonder woorden van haar over: dezelfde warmte, dezelfde ontferming, dezelfde aanwezigheid. Met cake, met koekjes & met appelbeignets. Maar ook, met nog zoveel meer.

“Verzet u, ga te keer tegen het doven van het licht!” schreeuwde de dichter Dylan Thomas, toen wij naar woorden zochten om je plotse dood in onder te brengen. Doch we hoeven ons niet te verzetten, want uw licht is niet uitgegaan, het brandt feller dan ooit. Ook de denkbeeldige groet ‘Porta patet, cor magis’ blijft van kracht: ‘De deur blijft open, het hart nog meer.’ Hoe dan ook, je zult er altijd zijn.

Er wacht ons niettemin een onbeschrijfelijk gemis, doch dankzij jou, in gedeelde dankbaarheid & gedeeld verdriet. Je naam vonkt er doorheen als een vlaag noorderlicht: even onvergetelijk, en eveneens met alle verwondering van dien.
