Ach, zijn de dichterbij-tjes
met uitsterven bedreigd?
’t Blijkt hoe dan ook een soort te zijn,
die ’t zwaar te verduren krijgt.
Laat ons de gaten dichten,
die hen ten gronde richten.
Wat een wonderlijke wezens,
viermaal zus & driemaal broer.
Soms tot schrijvens, soms tot lezens,
ruggespraak bij rep & roer.
In dezelfde buik gezeten,
van dezelfde makelij.
Borst-gevoederd, ongeweten,
later werd dat koek & ei.
Vonkelingen, helle vlammen,
gensters van hetzelfde vuur.
Mysterieuze cryptogrammen,
eendracht versus rust noch duur.
Zingen, zwijgen, prutsen, praten,
elk z’n eigen zelfportret.
Het geboortehuis verlaten,
reeds in erfrecht omgezet.
Weg de moeder, weg de vader,
zo vilein, die stervenspijn.
In ons aller hoofdslagader
blijft ons bloed het hunne zijn.
Al geraakt het niet omschreven,
zulk geluk, van meet af aan:
’t blijft een wonderlijk gegeven,
bloed dat kruipt waar ’t niet kan gaan.
Het nieuwe jaar was amper een week oud, en de eerste schandvlekken -die er nooit meer uit zullen gaan- waren alweer gemaakt. Er was zelfs braaksel, covid-spuwsel & bloed bij. Onze hoop op een béter jaar werd meteen de kop ingedrukt, met de kreet: “En dit is nog maar het begin, we komen terug, met wapens!”
Oké, hoop begint altijd in de donkerte. Hoop moet altijd worden aangestoken als een kaars, wil ze kunnen ontbranden. Doch niet elke wiek weet de vlam er in te houden, niet elke hoop overleeft dat bevende begin in het duister. Er is warmte & beschutting nodig om de aanmaak ervan een kans te geven tegen de wind in.
We willen uiteindelijk allemaal hetzelfde? Dat lijkt een simpel gegeven, doch er blijken miljoenen ‘verschillende hetzelfdetjes’ te zijn. Een uiterst rekbaar begrip dus, waardoor ongewild ‘mijn’ welbevinden het ‘uwe’ danig in de weg kan zitten, en andersom. Niet ieder schip vaart onder een eendere vlag, en als die vlag daarenboven ook nog eens gehavend is geraakt, ziet niemand nog wat het verschil is tussen de sterren & de strepen daarop. Noch wiens schip het is.
Dat we zo van gedacht & van mening kunnen verschillen over van alles & nog wat, het neemt soms hallucinante vormen aan. We leven daarenboven op een planeet vol contradicties, tot in de kleinste onderdelen daarvan: boeiend langs hier, vermoeiend langs daar. Maar de tweeling Ja & Nee uit elkaar zien te houden bij hun juiste naam: alleszins een nobele betrachting, en een duidelijk begin?
Niettemin, soms kan je alleen nog maar zeggen: daar is mijn kop te klein voor, nu breekt mijn klomp. Soms komt er iemand aan het licht & aan het woord, die eigenlijk al lang had moeten zwijgen, liefst als vermoord. En in dit specifieke geval bijvoorbeeld door elektrocutie, aan die verzengende haarslierten te zien.
Should auld acquaintance be forgot, and never brought to mind? The American Dream kent vele variaties, en dit is nog maar het begin: we komen terug, met bewijzen! And we’ll take a cup o’ kindness yet, for days of auld lang syne.
Ik heb een monument voltooid
bestendiger dan brons en hoger
dan koninklijke piramiden;
geen vraatzucht van een regenbui,
geen teugelloze noordenwind
geen eindeloze jarenrij
en vlucht der tijden breekt het af.
Volledig sterven zal ik niet,
van mijn persoon zal een groot deel
ontkomen aan de doodsgodin;
ik zal voortdurend groeien bij
het nageslacht door nieuwe roem
zolang een priester met een maagd
zwijgzaam het capitool beklimt.
Vertellen zal men dat, geboren
waar een woeste Aufidus
rumoert, waar waterarme Daunus
over boeren heeft geheerst,
ik van lage afkomst opklom
door als eerste het Aeolisch
lierdicht tot Italische
verspatronen te verweven.
Toon de trots, Melpomene,
die mijn verdienste van U vraagt:
omwind gewillig nu mijn haren
met een lauwerkrans uit Delphi.
Naar een gedicht van Horatius, in een vertaling van Piet Schrijvers:
‘Ik heb een monument voltooid’.