VOORUIT MET DE GEIT

Vooruit met de geit? In letterlijke zin ga ik daarvoor naar mijn zusje in Gooreind. Haar geiten, net zoals ook de paarden in de aanpalende weide, rekken hun nekken als zij verschijnt, en wat een prachtig schouwspel, die wederzijdsheid

Ik weet het inmiddels: voor de middag moet je haar niet opbellen, want dan zitten zij & haar hartsvriend bij hun geliefde geiten: strontjes aan ’t rapen, vachtjes aan ’t borstelen, alsook drinkwater aan ’t verversen & oortjes aan bevingeren. Why goats have become the darlings of the internet? Mijn zusje weet het je wel te vertellen. Trouwens, al in de prehistorie tekenden mensen geiten op de muren van hun grot. Geiten & mensen, een boeiend verhaal.

In het Boek der Symbolen staat genoteerd: Anders dan het bereidwillige familielid het schaap, is de geit sluw & intelligent, speels & grappig, maar grilziek & onberekenbaar, kortom: capricieus, afgeleid van de Latijnse benaming ‘capra’ hetgeen ‘geit’ betekent. Zowel de kool als de geit sparen? Niet gemakkelijk.

Want inderdaad, wat een spring-in-’t veldjes: één-en-al nieuwsgierigheid, en goed voorzien van oren & poten. Dol op takken & schors, op netels & distels, en dan die vreemde lichte ogen, met lange rechthoekige pupillen, die zorgen voor een breed & goed zicht, ook in het donker. En… ze maken bovendien ook oogcontact!

Maar wat een gemekker, als ze ‘hun mens’ zien verschijnen, ‘hun wandelende voederzak‘. Echter, daaraan teveel toegeven is de oorzaak van de meeste mekkerproblemen, zo blijkt. Op vaste tijden dus, want ze kunnen er wat van, die mekkerkonten: met lange trillende tongen, en in alle toonaarden. Soms denkt mijn zusje manlief te horen, alsof die zich plots heeft bezeerd, maar dan blijkt het zijn lievelingsgeit Tamara te zijn, met hem vergroeit in eendere geluiden.

Maar o haar kleinste, dat ze steevast ‘mijn hertje’ is gaan noemen, en wiens tongetje mooi rozig in het bekje blijft liggen, als er dan toch al eens gemekkerd moet worden: zusje’s hart dobbert als een lichtboei in een zee van smeltwater, als lieftalligje naar haar toe komt gelopen met de vraag: ‘Can I call you Mom…?’

Vermits geiten een hekel hebben aan regen, daar die hun vacht binnendringt wegens het ontbreken van een vetlaagje daarop, moest er dus ook een onweerstaanbaar geitenstalletje worden gebouwd, zo’n soort veredelde kerststal, met een kribbe vol hooi, en een grote ton vol heerlijk vers water..

Kortom: alleszins een behoorlijk stuk boeiender dan het poppenhuis van vroeger. Beloofde zusje toendertijd bij ons thuis altijd taarten met een levendje kindje erop, inmiddels zou daar wellicht een geitje bovenop komen te staan, mochten haar oven & haar bakvormen daarvoor groot genoeg zijn, wie weet.

Dus vooruit met de geit, we doen voort? Ook in figuurlijke zin kan ik daarvoor bij datzelfde zusje terecht. De oude geit in mij heeft niet altijd evenveel zin meer in dartele sprongen, maar mijn immer grappige zusje weet ze mij toch nog te ontlokken, als ik op haar weide kom, waar zij zo blijmoedig ‘the darling of my internet’ zit te wezen op een zelf getimmerde houten bank, met dank voor stank.

En het is haar aan te zien: ze wordt er mooi & gelukkig van. It’s all in the mind, ook zij weet dat op fascinerende wijze waar te maken. Buitenshuis haar aanminnige geiten, binnenshuis haar kunstzinnige kwaliteiten. Of om het met Bukowski te zeggen: ‘She’s mad but she’s magic. There’s no lie in her fire.’

En al ben ik geen geit, althans niet in theorie:
ook ik rek mijn nek als ik mijn Zusje zie!

ZONDAGMORGEN

Zondagmorgen, aan het ontbijt in de veranda, geheel volgens het geplande scenario: broodjes, croissants, Nutella, Hoogstraatse aardbeien, Beemster, Mortadella, Lavazza, een flauwe opklaring achter de ramen, kortom: de camera draaide meteen op volle toeren, we hadden er niet eens een regisseur bij nodig.

En in ruil voor de ontbrekende zon kregen we vlak achter de ramen ineens een jonge merel in het vizier. De vleugels nog ietwat halfstok en duidelijk één & al jonkige onbevangenheid, zo stond hij zich daar te laten zien. Het leek ons dat hij al kon vliegen, ja toch? Ook wij rekten onze pas gewassen nekken om toch maar niets te missen van zijn verrukkelijke verschijning. Hij kwam, hij zag en hij overwon? Zo hoog op z’n pootjes, zo fel reeds z’n blik, zo lang al z’n staart.

Maar wat we toen nog niet wisten, viel even later echter niet meer te betwisten: dat we doodgemoedereerd hadden zitten kijken naar de laatste vijf minuten van dat mereltje z’n veel te korte leven. Vervolgens dook het weg onder de hoge varens, alsook in onze meest onnozele gedachte: ‘daar zit het tenminste veilig..

Echter, wij hadden beter moeten weten, naar het verstand ons toegemeten: verdoofd door de eigen vertedering vergaten wij dat prachtige mereltje te behoeden voor het onafwendbare, want even later vond ik het verdronken terug in de vijver. Ook de zondag lag ineens voor dood op tafel. Maar het eendenkroos sloot niettemin onmiddellijk weer de eigen rangen, alsof er niets was gebeurd.