RAGEBOL

Ragen, raggen, ragebol,
ruige marionet Guignol:
grote kuis wordt ingeluid,
steek je nare nek maar uit.

Spinne- versus warrelkop,
schijnridder Von Ribbentrop:
koppespinder, rasrabauw,
weet, het stof kijkt neer op jou.

Onvermijdelijke kwast,
oetlul in de bezemkast:
ruige marionet Guignol,
I don’t like you, Ragebol.

PER SEMPRE BAMBINO

24-02-24

Ook al ligt de dag als een steen op de maag,
wat een kalenderpracht, die datum van vandaag.
’t Lijkt wel een dansfeest van tweeën & vieren,
die elkander flirtend proberen te versieren.

Met straks bovendien ook nog de volle maan,
als een bijbels barmhartig soort samaritaan.
Doch ’t zesjarig kind dat thans twaalf zou worden,
dat krijgt de kalender nooit nog op orde.

VAL DOOD

Tweede kleuterklas?
Mijn hart begon als vanzelf te zemelen,
en ondanks de snijdende wind in het bushokje van dienst
werd het smeltproces meteen opgestart
in mijn melig gemoed.

Als het joch ook graag wil zitten misschien,
met die kleine beentjes van hem..?
Ik voelde de veer in mijn gat zich al opspannen
om desgewenst mij van m’n zitplaats weg te wippen,
zodat die kleine prins…

‘Hou toch op, mens, met dat weke gezemel’
fluisterde het alter ego mij toe, geheel terecht overigens,
want het joch haalde plots een zwart pistool
tevoorschijn, dat hij door z’n moeder liet opspannen,
en vervolgens schoot hij mij dood.

Zijn gefocuste blik onthutste mij
en omdat ik ‘oei!’ riep liet hij z’n wapen
onmiddellijk terug opspannen door z’n gewillige moeder.
Speels kon ik het niet echt noemen:
geen zweem van een glimlach, alleen die kille blik.

Vervolgens, van heel dichtbij & opnieuw even raak:
zijn tweede schot, en wat zijn houding betrof, genadeloos
te noemen. Ik had het onding liefst van al
resoluut willen afpakken, maar bracht het enkel tot:
“Mislukt! Ik leef nog!”

Eenmaal in de bus hoorde ik hem de hele tijd
schoten afvuren, en ‘nog!nog!nog!’ roepen, dus die moeder
zette dat jammerlijk tuig elke keer opnieuw weer
doodgemoedereerd op scherp. Ik ging bijna betreuren
dat ik mijn kanon niet bij had.

Ze zouden al bij al nog geluk hebben
met de volle maan in aantocht, alias de ‘sneeuwmaan’
genoemd. Joch zou er lustig op de sterren kunnen schieten,
tenminste: zolang zijn moeder het ‘lamme-hand-syndroom’
zou weten te omzeilen, bij al dat nog-nog-nog-gezeur.

Ik weet het: onschuldig, niet te zwaar aan tillen,
maar het bleek alleszins geen schot in mijn roos te zijn,
het bleef hangen: de blik was erger geweest dan het wapen.
Wetend dat IS dergelijke kleuterkereltjes gebruikt heeft
om mensen daadwerkelijk dood te schieten.

Dus, moedermens, alstublieft:
toch niet buitenshuis, toch niet onder de mensen.

KRUIDJE

Was Kruidje Roer-me-niet,
een beetje kierewiet?
Wou zij te postig vrij
te om zijn, te nabij?

Zij schudt het heftig hoofd,
zij lispelt maar belooft:
“Dansen op éne schoen,
ik zal het nooit meer doen.”

O Gordel van Smaragd,
wat had zij dan gedacht?
’t Was ondanks haar gepruil,
niet eens een glazen muil.

BLAAS, WINDEN!

Blaas, winden!
Scheur zijn wangen, loei en blaas!
Wolkbreuken en orkanen, spuit,
tot elke toren verdrinkt, met haan en al verzuipt!
Jij zwavelvuur, zo snel als de gedachte,
heraut van donderslag die eiken klieft,
schroei zijn wit hoofd!
En jij, al-schokkend onweer,
sla plat de dikke rondheid van zijn wereld!

Shakespeare

LUCKY

Wat een beklijvende film, gisterenavond op Canvas. Dat joeg me daarna, ondanks de reeds begonnen nacht, nog even naar mijn computer om er alsnog wat meer over te vernemen. En vooral dan over die fascinerende 90-jarige hoofdrolspeler Harry Dean Stanton. Hij blijkt ‘een icoon van de Amerikaanse cinema te zijn, met die fantastische karakteristieke kop vol groeven’, zo kwam ik al gauw over hem te weten, zeer tot mijn genoegen & welbevinden.

“Lucky” volgt de spirituele reis van een nukkige, 90 jarige, kettingrokende atheïst. Iedereen kent Lucky in het zonovergoten stadje in Arizona. Veel gebeurt er niet vandaag, en morgen waarschijnlijk ook niet. Hij heeft een rigide levensritme: bed uit, sigaret, yoga, sigaret, aankleden, laarzen aan, hoed op, de deur uit. Lucky keuvelt en kibbelt met zijn dorpsgenoten en toevallige passanten (onder wie David Lynch, die zijn schildpad is verloren). Ondertussen moet hij vrede maken met het idee dat ook zijn leven eindig is. “Lucky” is een liefdesbrief aan het leven en een meditatie over eindigheid, spiritualiteit en menselijke verbinding. Bovendien is de film een ode aan de carrière van de fantastische cult- en karakteracteur Harry Dean Stanton. (Bron: Filmvandaag/Magnolia pictures).


De acteur speelt het negentigjarige titelpersonage prachtig, of het nu in cowboyhoed is of alleen in zijn onderbroek. Lucky is voornamelijk de show van Harry Dean Stanton, en een waardig afscheid van de acteur, helaas een jaar nadien gestorven
op zijn 91ste.


Lucky is een oorlogsveteraan die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de marine dienst deed, zo blijkt uit een gesprek in de film, als hij een andere veteraan spreekt. Dit gedeelte uit Lucky’s levensgeschiedenis lijkt geïnspireerd op dat van Harry Dean Stanton zelf, die ook in de marine zat tijdens de Tweede Wereldoorlog. Details over de oorlog waarin beide veteranen vochten lijken zo uit het leven gegrepen, wat Stantons acteerwerk extra cachet en realisme geeft. Dit is niet slechts een acteur die een rol speelt als een man die terugkijkt op een lang leven op het moment dat de dood dichter en dichterbij lijkt te komen, Stanton beleefde die situatie op dat moment ook echt.(bron: filmtotaal.nl)

Inderdaad, een film die ik niet licht zal vergeten. Ik werd meteen moeiteloos verliefd op deze prachtige negentigjarige. Wat had ik hem graag daadwerkelijk willen omarmen.

Terwijl ik bezig was dit op te schrijven, vloog er plots een tortelduifje tegen mijn raam, met een knallend geluid alsof er een kogel op mij werd afgevuurd, die echter uiteenspatte als een vuurwerk van witrozige pluimpjes. Ik heb het machteloos & adembenemend aanschouwd, zowel met de moed der wanhoop als met de acceptatie ervan, precies zoals ik ook gisterenavond naar de film ‘Lucky’ heb bekeken: ten diepste aangegrepen.

MIJN HEER HUISMANS

Noemt het huis hem zijn bewoner,
heer van eigen heiligdom:
eer stuurt hij het huis naar buiten,
voor ’t noodzakelijk blokje om.

Speelt niet langer op zijn roerfluit,
wars van roering zogezeid:
dit terwijl zijn roerverklikker
flikkert van bewogenheid.

Gaat steeds meer op Einstein lijken,
wilde haren kant noch wal:
doch zijn zoveelste verjaardag
lijkt een fout geteld getal.

Elke dag een dag der dagen,
zonder mensenheugenis:
als een steeds weer uit zijn handen
wegglippende zilvervis
.

Hoger dan een pauw kan schreeuwen
jaag ik soms zijn naam door ’t huis:
loze kreten, goed om weten,
thuisblijvers zijn àltijd thuis.

Bitterzoet als pompernikkel,
eet hij ’s morgens thans zijn brood:
de heer Huismans, mijn genaamde
Huisgod, Huisheer, Huisgenoot.