Laat het zijn?

OldeRose (1)

In zijn beste kostuum, zo ondraaglijk mooi uitgedost
door z’n laatste ringetje gehaald, zeg me waarom:
-“Awel, vader, waar moet ge naartoe?”
Geen antwoord. Koud zweet op zijn voorhoofd.
Doch zijn aanblik lijkt te zingen: zit m’n dasje goed,
zit m’n jasje goed, vader gaat op stap.

Naar café ‘Den Engel’ allicht, dat wordt een lange nacht
dus niet meer uit de kleren vandaag.
Hij wacht op vervoer zeker? Hoe voorbeeldig, hoe geduldig.
Maar zo bleekjes, vader, heb je d’r eigenlijk wel zin in,
blijf anders toch gezellig thuis.
Niettemin, hij is gegaan, hopelijk was er Kirr Royal.

Donkerte, gij slaap van het licht, maak hem onvindbaar
voor de dief in de nacht, die denkt
dat er niemand thuis is. Een engel duwt nu de klok,
sinds vader er, bedolven onder rode rozen,
tot stof & as is wedergekeerd.
Sinds een greepje daarvan als zeezand in een doosje zit.

VADERS STAMBOOM

Monsoon

 

Zijn dat kraaien daar in de kruin van vaders stamboom, de enige vogels die naar het hiernamaals kunnen vliegen en weer terug? Die ons alzo helpen kijken in de Andere Wereld, doch die in hun jacht een bondgenootschap aangaan met wolven, dus dan weet je ’t wel? En ook al hebben klavecimbelbouwers vroeger hun veren nog gebruikt als ‘pennetjes voor het aantokkelen der snaren’, wie kent niet de gevreesde uitdrukking: als een kraai op een kreng. En brengen de beruchte kraaienpootjes de weg naar graf niet jaren lang van tevoren reeds feilloos in kaart? Kraaien voelen zogezegd de verandering in de atmosfeer met hun vleugels, maar ze kraaien niet bepaald victorie in onze oren. Overigens, ruziënde mensen om een erfenis worden ook kraaien genoemd.

Maar geef ze vertrouwen en je krijgt het? Vaders stamboom kan ze blijkbaar goed verdragen in zijn kruin, zo te zien. Misschien is het toch waar: ‘dat ze ons dwingen om in het duister ons eigen licht te ontdekken’.

Vader was niet bepaald een boom van een vent, maar hij had er wel de sterkte van. Op laatst leek hij wel gemaakt van kraakporselein, doch dat paste perfect bij zijn 98ste levensjaar. Maar ineens legde vader z’n mondharmonica opzij, zette het plastieken kermistrompetje van z’n achter-achterkleinzoon aan de lippen en blies de kraaienmars. Proust zei het al: in het ene jaargetij tref je vaak een verdwaalde dag aan uit een andere. Zoals dit jaar, midden in de zomer: de dag dat vader stierf?

Want wat een omwenteling sinds hij op een berg ijs is gelegd.

 

 

GEBAKKEN PEREN

64d838948be1d522971676bbfa7d610b

Het hangt in de bomen, het hangt in de lucht:
gij zegt er valt niets meer te zeggen?
Ik weet het, die gaping raakt niet overbrugd
door mij daarop toe te gaan leggen.

Beoog ik de middelpuntzoekende kracht,
de vliédende lastert mijn streven.
’t Gaat duizelingwekkend ver boven mijn macht,
die zoektocht naar u op te geven.

Doch vaak loopt het leven op zulk een manier,
dat niets nog die loop kan doen keren.
Tot hier & niet verder, het zit mij tot hier,
toch blijf ik ze bakken, mijn peren.

 

(Illustratie Rébecca Dautremer)

 

ONVINDBAAR?

i1014

Welk woord van de zovelen,
als ’t maar één woord mag zijn?
’t Wordt schuilevinkje spelen,
’t wordt zeker niet ‘verdwijn’.

Van Dale loopt te zeuren,
de taal heeft tol geëist;
de hooiberg staat te geuren,
de naald is gepolijst.

Eén woord, mocht hij het zeggen,
hij, die dat nooit zou doen?
De lat zo hoog niet leggen,
straks bijt de schorpioen.