DE ZON ZIEN ZAKKEN IN DE ZEE?

_voo013200001ill0049

Hij die, uit vrije keus,
En in zijn achter kamer,
Met hoofdpijn als een hamer;
En volgestopten neus,
Met klemming op zijn water,
En lusten als een kater,
En met een stijven nek,
En vijf gebroken ruiten,
En deuren, die niet sluiten,
Met ’t Pootje in zijn kuiten,
Er uitziet als een gek;

Is min nog te beklagen
Dan hy, die drie paar dagen,
In ’t woelziek schoolvertrek,
De veestlucht en den drek,
De snotneus, d’ezelsvragen,
’t Afzichtlijk nagelknagen,
Het krabb’lend luis-verjagen,
De vuile witte kragen,
En ’t hartverduiv’lend plagen
Der Jonkheid moet verdragen.

 (De Schoolmeester, Gerrit van de Linde 1808-1858)

TRAPGEZANG

Sarolta_Ban(foto Sarolta Ban)

Die laatste trap naar boven,
zo’n trap, mijn god ik kan
mijn ogen niet geloven,
wat zijn ze hier van plan?

Dat die verlichte treden,
door feestvierders bedacht,
mij kunnen overreden,
jaja, je wordt verwacht.

Die laatste trap naar boven,
mag dat een lokroep zijn,
de taart nog in de oven,
veel volk & ’t huis te klein.

Dat ik, omhoog gevallen,
het trapgat op z’n kop,
haha, de kurk hoor knallen,
t is feest, komaan, kom op.

Blij, zonder hartekreten,
daarna weer thuis gebracht,
en ’s morgens niet meer weten,
’k ben dood gegaan vannacht.

MOEDER

Al_Sirat_by_najmo

 Al zeventien jaar aan de overkant,
al zeventien jaar ben jij die wuivende vrouw daar,
moeder, in jouw wonderlijk voortbestaan.

Al zeventien jaar lang kunnen wij maar niet geloven
hoe jij over die helse kabel bent geraakt,
hoog boven die vlammende zee van de eeuwigheid.

We staan er nog altijd vol ontzag naar te kijken,
en hoe onvoorstelbaar ook het feit
dat wij daar eveneens ooit overheen moeten,

we zullen weten wat ons te doen staat:
ons blijven vast ankeren in jouw blik,
moeder, geruststellende moeder.

15 november 1997 – 15 november 2014.

HET VELLEKE

sarolta_ban_02

Het velleke is geen zotje, het weet wanneer het rimpelen moet? Geen porie van mijn ‘rijpere huid’ die daar inmiddels niet weet van mee te spreken. En geen bacterie daarop -van de 8 miljoen per vierkante centimeter!- die niet bang is, om voorgoed klem te geraken tussen de diepe voren. Doch zwart van kleren, wit van vlees, van buiten gezond, van binnen gewond: elk moet met zijn eigen huid naar de looier. En daar sta je dan met je gewassen nek.

Ondertussen dan maar de rug aan ’t vuur, de buik aan tafel, en in de hand een goede wafel? Of ieder wat van ’t stokvisvel, de gootsteen moet er niet vet van worden? Met boven de plee het bedenkelijke opschrift: Hier rust & rot, de overschot van brood & middagpot? Echter, dan denk ik weer aan de broodmagere Stijn Streuvels, die opmerkte: ”Ik kan nog maar twee ziektes krijgen, een velziekte of een beenziekte.” Wat er ook van zij, mijn suikerpeertjes hebben alleszins hun beste tijd gehad.

En ook al zijn er grepen op mijn luit, die nog niet zijn bespeeld: de slagpennen zijn me uitgetrokken, en mooi aangekleed begint pijn te doen. Je kunt overigens wat horen als je niet doof bent: de zwartste rook zoekt altijd het blankste vel. Een mens zou van minder zo benauwd gaan kijken als een koe in een kersenboom. Maar bovenal: de liefde verandert met het vel. Abiistis, dulcis caricae, gij zijt verdwenen, zoete vijgen?

Al zijn mijn levensgeesten nog niet verteerd, en riek ik hopelijk nog niet naar de schop, ik ben mijn drol alvast gaan begraven, echter, niemand wou het kistje dragen. Het is nog geen avond, zei de kraaienvanger? Morgen schijt er al een kraai, die vandaag nog geen kont heeft. Mijn god, ik wil geen gezicht krijgen als een paardenvijg, waar de kippen in hebben gepikt. Ik zeg verder niks meer, maar god hoort mij brommen.

Scan 80

VARKENTIJNTJE

sc00003f71

Dat ruige roze tonnetje,
die oorflapjes, zo dul,
die dikke modderbeentjes en
dat staartje zonder krul,

dat ruw aai-ronde ruggetje,
zo beestig bestiaal,
die kleine drukknop-oogjes en
die blik, zo animaal,

die bobbelige billetjes,
dat biggig buikgebied,
dat malle moddermuiltje en
dat slachthuis in ’t verschiet?

Mijn parels voor dit varkentje,
mijn meesterlijke ham;
het mag mij altijd hekelen:
”Please, can I call you Mam..?”

MOMENT SUPRèME

IMG_1589

Lang na de 58.000 doden uit de Frans-Duitse oorlog,
en het besluit van de Franse katholieken
om op het hoogste punt van Parijs, de Montmartreheuvel,
een basiliek te bouwen ter herdenking van deze gevallenen,

dus lang na het uitgraven van de 83 putten van 45 meter diep,
volgestort met stenen om de grond te verstevigen,
alsook lang na het leggen van de eerste steen in 1875,
na de 6 miljoen euro aan bouwkosten & de 39 bouwjaren,

en denkend aan de zware tocht van de 28 paarden, die destijds
’La Savoyarde’ -de grootste klok ter wereld van zo’n 19 ton-
met een reusachtige kar de heuvel op hebben gesleurd,
ja, lang na dit onvoorstelbare alles

wisten ook deze twee, op een augustusavond anno 2014,
evenals de 8 miljoen andere toeristen van dat jaar,
de 222 prachtige treden op te klimmen van La Butte Montmartre,
oef, amai m’n voeten, maar wat een schouwspel, zeg.

En lijkt dit glinsterende travertijnen bouwwerk, opgetrokken
uit een witte steensoort die bij regen calciet uitstoot,
dat werkt als een soort bleekmiddel, inderdaad
op een romige ’suikertaart’ zoals de volksmond zegt?

De kleindochter heeft er even later met feestelijke ogen
alvast deze twee suikerbeeldjes bovenop gezet,
et voilà, le moment suprème,
dans la lumière de tout ce qu’on aime.

le_sacre_coeur_sous_la_neige_by_zanzafine-d34hupzLe Sacré-Coeur, deviantart.com

ALTIJD ALLEEN

pt58035

Treurende echtgenote, Vimy monument eerste wereldoorlog

Al zie ik u niet komen,
toch gekomen, toch bij mij,
als ik-sluit-soms-mijn-ogen
lijkt op ik-kijk-u-niet-aan,

ik zie uw ultraviolet
onzichtbaar uit u zinderen,
uw aan- en uw afwezigheid
in wezen nooit verminderen.

Al zoekt mijn blik de uwe niet,
in al wat niet te zien is
en ik toch zie, kijk ik u aan,

van hieruit en van binnen,
zoals ik, steeds daarin alleen,
altijd alleen ben en u zie.

DANKUWEL ALSTUBLIEFT

Scan 55

Ligt een vrouw bij de tandarts. Ze kermt:
-“Au, au, ik krijg nog liever een kind!”
-“Dat kan ook” zegt de tandarts” maar dan moet de stoel anders.”

Twee gekken zitten bij elkaar.
De ene zegt, terwijl hij in een spiegeltje zit te kijken:
-“Hé, die vent, die ken ik!”
Zegt de andere:
-“Laat mij eens kijken!”
Hij kijkt in het spiegeltje en zegt:
-“Natuurlijk kent gij die: dat ben ik!”

Een vrouw die op de tram staat te wachten, vraagt aan een voorbijganger:
-“Sta ik hier goed voor het ziekenhuis?”
-“Nee madam, dan moet ge tussen de rails gaan staan!”

Een gek loopt al voelend om een grote stenen pilaar. Hij voelt & voelt maar,
en loopt er telkens omheen. Geschrokken mompelt hij:
-“Verdorie, ik ben levend ingemetseld!”

Een man loopt fluitend over de grachten van Amsterdam en hij ziet ineens een man gehurkt zitten, die wat grachtwater in z’n hand neem en het opdrinkt. “Niet doen, joh, dat is verschrikkelijk goor water!” schreeuwt de man. De drinkende man reageert: “Bitte?” waarop de ander zegt: “Mit zwei handen, ja! Zwei handen!”

Restaurant-gast tegen ober: “Mijn biefstuk stinkt naar Whisky!” De ober doet twee stappen terug en vraagt: “Nu nog steeds?”

Een olifant trapt midden in een mierennest. Woedend klimmen honderden mieren op zijn rug. De olifant begint ze haastig van zich af te schudden, maar één mier weet zich vast te klampen. De andere mieren op de grond schreeuwen: “Wurg hem! Wurg hem!”