Guus Middag? Niet alleen zijn naam is noemenswaardig onthoudbaar, zijn essays over poézie zijn dat eveneens. Deze keer ‘Vrolijk als een vergelijking’ meegebracht uit de bib. Was het maar driedubbel zo dik.
En meteen al bij het openslaan een heerlijke anekdote, over wat Joseph Brodsky met veel weemoed vertelt in zijn essay ‘Oorlogsbuit‘. Het gaat over een oude Philips-radio, een van de weinige westerse artikelen die tijdens en na de oorlog in Leningrad waren beland.
‘Brodsky’s vader had hem op een of andere manier bemachtigd en haalde zijn illegale bezit in 1952 te voorschijn, tot grote vreugde van zijn toen twaalfjarige zoon.’ (Hierboven de nog jonge Josip Brodsky)
‘Het was een bruine bakelieten korte-golf-radio met, als je de gele afstemschaal mocht geloven een bereik van Kopenhagen tot Soerabaja, voorzien van een absoluut biologerend groen katteoog dat de ontvangstkwaliteit aangaf’ aldus Joseph Brodsky in zijn verhaal.
Guus Middag: ‘Het was deze radio, met zijn glans van oude schoenen, waardoor de jonge Josip zijn eerste Engelse woorden leerde en kennis maakte met de jazz. Het inwendige van de Philips-radio deed Brodsky denken aan een stad met flatgebouwen. In een prachtige passage vertelt hij hoe hij ademloos door de achterkant van het toestel naar binnen keek en daar voor zijn ogen het verlichte Europa zag opdoemen.
‘Als ik door de zes symmetrische in de achterkant aangebrachte openingen naar het gedempte gloeien en flakkeren van de radiobuizen keek, naar dat labyrint van contactpunten, weerstanden en kathoders, even onbevattelijk als de talen die ze voortbrachten, meende ik Europa te zien. Het zag er van binnen altijd net uit als een stad bij avond.’
Brodsky vertelt hoe hij twintig jaar later vanuit zijn vliegtuig Wenen ziet liggen en hoe hij de stad meent de herkennen als de gefantaseerde Europese stad die hij vroeger in zijn westerse radio zag. (zie hierboven)
‘Wenen als radio, en de zojuist uit zijn vaderland verbannen dichter die zich in die radio te rusten legt: het beeld heeft iets eenzaams (jonge balling, verdwaald in buizenlabyrint), maar er schuilt ook iets warms en gezellig in (een kijkdoos met lichtjes) Hij bevindt zich in een vreemd westers heden, maar hij is tegelijk ook terug in zijn vertrouwde Russische jongensfantasie.’ (Hierboven Brodsky’s koffer & hoed.)
Guus Middag beëindigt zijn essay met de fascinerende bedenking: ‘In die vermenging van werkelijkheid en droom zit denk ik het wonderlijke effect van deze beeldspraak verborgen. Zij roept het besef op van menselijke nietigheid en weerloosheid tegenover een grote kosmos.’
En hij voegt daar nog aan toe: ‘Wij wonen allemaal in een heel grote radio en niemand weet wie de knoppen bedient. Niemand weet wat er gaat gebeuren als de grote onzichtbare Aan- en Uitzetter besluit onze radio in te ruilen voor een nieuw model.’ Ein fingerdruck genügt?
Met dank aan Guus Middag. Op de achterflap van ‘Vrolijk als een vergelijking’: Middags gevoel voor verrassing en verbazing is telkens weer aanleiding voor een grondig onderzoek, met oog voor vreemde en geestige details, en altijd in een heldere en levendige stijl. Vijftig montere stukken die de blik verruimen en vernieuwen, en de lezer vrolijk stemmen.