
Month: oktober 2020
HEER LID
Wat moet ik met bekoorlijkheden?
Die leiden slechts tot misverstand.
Want, schone vrouw zo zeer aanbeden,
mijn lid wijst niemand van de hand!
Vooral het lid dat ik mag dragen:
kloekmoedig, dapper, flink en sterk.
Een lid dat nimmer zal versagen,
want het verhardt zich in het werk.
Een kleine kaatsbal springt tot leven
wanneer men even op hem tikt.
Zo draagt mijn lid het hoofd geheven
en nooit ziet men het neergeknikt.
Zoals een hengst als de klaroen schalt
briest, trappelt, stampvoet vol jolijt:
zo stort mijn schelm, waar iets te doen valt,
zich immer vrolijk in de strijd.
Zijn schermkracht kan ik steeds vertrouwen,
nooit hangt hij moe of lam terneer.
En hij ontlokt de heetste vrouwen
de kreet: ‘Heer Lid, ik kan niet meer!’
Gedicht ‘Stanza’s‘ van de Franse dichter Pierre Motin, (1566-1610), vertaald & toegelicht door Ernst van Altena: “Alweer zo’n auteur wiens naam we in de Franse literatuurgeschiedenis nauwelijks vermeld vinden. Motin was één van de vruchtbaarste medewerkers aan de in 1618, dus acht jaar na zijn dood, verschenen bloemlezing ‘De Satirische Parnassus’. Aangezien vrijwel alle exemplaren van dit erotsich standaardwerk in de zeventiende eeuw door de clerus verbrand werden, verdween ook Motins faam op de brandstapel.”
VLIEGENDE RATTEN?
Wat een gore benaming voor die zoevende bende blauw-geschelpten, hun ‘vleugels overtrokken met zilver & hun veren glanzend van groenig goud’ zoals ze in de bijbel beschreven staan. Hoe ze lijken te applaudisseren als ik buitenkom om de vogelhuisjes van nieuw voer te voorzien. Dat klaterend geklapwiek dat plots hoog boven de taxuskruinen opstijgt, alsof ze schrikken van elkanders machtige vleugelslagen. Verre van vliegende ratten voor mij, hemel sta me bij.
De onmiskenbare ‘verduiving’ van mijn geestesoog is er vanzelf gekomen. Gewoon door ze gade te slaan, want meer is er eigenlijk niet nodig om ze met gevleugelde woorden te willen omgeven. Duizend jaar geleden liet de koning van Cyprus duiven in zijn kroonzaal rondvliegen om een verkoelend windje te voelen. Ik laat de vlucht houtduiven in de tuin hetzelfde doen, onder de hemelhoge kroonkoepel van de Atlasceder. En dat prachtige geluid van die vleugels dan..
Je moet blijkbaar zelf ‘een simpele duif’ zijn om van duiven te kunnen houden? Volgens Rentokil horen ze officieel in de categorie ‘ongedierte’ thuis. Vandaar de blijkbaar prangende levensvraag: “Wie weet hoe ik een boom kan vergiftigen, ik heb duiven die erin zitten en de boel helemaal onderschijten.” Of gewoon rechttoe rechtaan: “Hoe maak ik een duif dood.” Daar komt dan een eindeloze reeks van misselijkmakende antwoorden op. Het internet geeft je bovendien lachwekkend vertaald te lezen: duiven voeden zich met vuilnisbakken. Of is het andersom?
Het dédain, waarmee de mens het heeft over onkruid & ongdierte. Ja, ze schijten er op los: net zoals ook wij mensen dat doen, met z’n allen. De grond onder onze voeten zit er van vol, net zoals de miljoenen pampervuilbakken van deze wereld. Dus mensdier, ken je plek: wij zijn zelf ook een bende verdomde ‘kakkedoes‘.
Bovendien: geen vogel zo onvergetelijk als het Duifje van de Ark, de hemel ingezonden om vaste land te zoeken na de zondvloed. Toen het de diepte van het hete zoute water wilde peilen, verbrandde het zijn pootjes, vandaar dat de pootjes van duiven er zo rood & zo kaal uitzien. Noach heeft het duifje toen beloofd ‘dat God hem zou belonen met de genegenheid van de mensen.‘ En dat gebeurde? Soms heeft ook God blijkbaar teveel vertrouwen in de mens?
Het is zoals Leonard Cohen zingt in zijn Anthem: “Yeah the wars they wil be fought again, the holy dove, she will be cut again, bought and sold, and bought again, the dove is never free…” De duiven hebben geen andere wapens dan hun vleugels, ze zijn alleen maar aangewezen om te vluchten. Of ‘ze vliegt zich in het glas te blinde‘ zou Achterberg zeggen. Om ze vervolgens dood terug te vinden.

In oktober ligt de tuin plots vol uitgevallen veren, wegens de rui. Als een uitnodiging aan de bomen, om hun bladeren zo stilletjes aan ook maar te laten vallen? Dat jeukt verschrikkelijk, naar men meent te weten. Ook voor de bomen, allicht. Zelf heb ik in de herfst eveneens af te rekenen met een soort van jaarlijkse rui, alias het blijkbaar noodzakelijke afwerpen van de langsten mijner haren. Ik voel mij dus geheel vanzelfsprekend verwant met zowel boom als duif.
Het kon niet uitblijven: de Pigeon feather art van Kate Mcc Gwire. Installaties met duivenveren, ethisch afkomstig van duivenliefhebbers die ze verzamelen in augustus & oktober, wanneer de vogels ruien. En Picasso die zijn dochter ‘Paloma’ heeft genoemd, wat ‘duif’ betekent in het Spaans. Tenslotte heeft BBC Earth die fascinerende vlucht van de duif in adembenemende slow motions vastgelegd, en als je dàt ziet -hieronder!- begin je vanzelf te zuchten: “Och, dat mij iemand vleugelen ener duif gave! Ik zou henenvliegen waar ik blijven kon!”
GEHAD EN GEWEEST IS EEN LELIJK BEEST?

Geen peil meer op te trekken, vrouw versus ouderdom?
Blijft vrouw, nooit af te trekken, van ’s levens optelsom.
Geen krieken zonder stenen, nooit meer in vuur & vlam?
Zij mist haar oestrogenen, maar niet hun ge-tamtam.

Geen blos meer op de kaken, haar glorie gloeit niet meer?
Geen zucht wil zij nog slaken, toch niet voor haar oud zeer.
Niet met de blanke sabel, helaas, riep Winnetou?
Dag Kaïn & dag Abel, dag jongens, après tout.

Zij leert gestaag te stuiten, de min in haar begin?
Er valt slechts te besluiten: daar zit veel weemoed in.
Gelijk de suikerperen, haar beste tijd gehad?
Ze zijn nog te flamberen, let op haar woorden, schat.
