Palmzondag, of de blijde intocht van onvergetelijke herinneringen. Ik zie een stralende morgen, ik zie een rij schoentjes klaar staan met witte sokjes daarin, ik zal moeder wat later haar nieuwe hoed zien opzetten. Behoedzaam, zoals altijd, voor haar krullen daaronder. En wij hadden alvast onze allerbeste kleren aan.
Op Palmzondag denk ik juichend aan mijn vader. Hoe ik hem vol verwachting zie vertrekken en weer terug zie komen, met een grote bos buxustakjes, uit de zoemende tuin van onze eerbiedwaardige buur, dokterke Versmissen. Die tuin was heilige grond voor ons, maar vader mocht er dus in, op palmzondag.
Vader maakte er voor ieder van ons een geurige boeketje van, met in het midden daartussen, de zon als een appelsien op een stokje. O ongeduld: “Het volgende is voor mij!” “Nee, nu eerst ikke!” Hoe dan ook, we raakten alle acht gesteld.
En vervolgens dan die triomfantelijke tocht naar de kerk met z’n allen, hoe zou je dat ooit nog kunnen vergeten. We bestudeerden onderweg elkanders boeket, in de heimelijke hoop zelf toch wel het mooiste te hebben veroverd. Hoe dan ook, ik was er toen even blij mee, als later met mijn bruidsboeket van witte rozen.
Tijdens de feestelijke mis rolden heel wat zonnetjes her & der door de kerk, en dat was telkens een kleine ramp. Zomaar terug gaan oprapen, dat was er toen niet bij. Je kon je appelsien ondertussen alleen maar heel goed in ’t oog houden, in de vurige hoop dat hij niet op eigen houtje alsnog verder weg zou gaan rollen.
Tenslotte -je wist maar nooit- kon iedereen ondertussen stiekem z’n zinnen beginnen zetten op jouw appelsien, die daar zo zonder toezicht te grabbel leek gegooid. Het einde van de mis was dan ook een hele opluchting, en het begin van een dag die verder niet meer stuk kon. Net zoals ook vandaag weer, want nog steeds. Palmzondag zal altijd een dag blijven voor het blije kind in mij.