mama de allerlifste die ik ken is jouw.
eens als jij sterft zal ik je aan god geven en zeggen dat je daar moet leven tot ik je kom halen om in mijn hard te leven. ijgelijk wouw ik niet dat je eens zuld sterven. maar waar ik heel blij voor ben is dat je nog lang en lang kund leven. ik zie jouw zo graag dat ik je nooit zouw kunne verladen.
Ondertussen blijkt dit een briefje van meer dan veertig jaar geleden: zit ik op een berg, of zit ik in een dal? Al die tijd is ze, net zoals toen, voor mij uit blijven rijden: het ronde mopneusje altijd eerst en dan dat weerloze halsje dat vanonder de uiteen waaiende krullen zo blank tevoorschijn kwam. Haar handjes die ’s morgens vogelspinnen werden, die ik dan met vrolijk geweld op m’n rug moest doodslaan, om ze daarna tot haar groot jolijt in stukjes te hakken & op te eten.
-“En word jij mijn kindje als ik een mama ben?”
Dat heb ik haar bij nader inzien niet aan willen doen. Laat mij maar voor eeuwig en altijd haar moeder blijven, met alle ‘dankjewelheid’ van mijnentwege.
CORONA’S GEDEELTELIJKE MOEDERDAG ANNO 2020?