VADER ZIJNEN DAG

Die trouwring aan vaders vinger is nu de mijne. Hij heeft van
gedragenheid scherpe randen gekregen, maar nooit
zal hij mij snijden. Zelf draag ik hem aan mijn middenvinger,
als zijn oudste, als zijn vaderskind, als zijn naar-hem-geschapene.

Ik eer zijn ring, maar wat mis ik de vader die hem droeg.
Mijn rechter middenvinger zal zich nooit minachtend omhoog steken,
dat moet – wanneer nuttig & nodig – mijn linker dan maar doen.
Ondertussen wordt ook mijn eigen hand alreeds oud onder zijn goud.

Vader liet vrij, vader gaf ruimte, prangen doet zijn ring zeker niet,
en sinds mijn beroerte gaat hij ook ’s nachts niet meer af.
Hij moet voorkomen dat mijn gedachten gaan klonteren.
Vader was & blijft een ronddraaiende cirkel van goud om mij heen.