Kaprijp staan de Canadabomen
zonder hoede of houvast,
tot ze botweg beetgenomen
in hun loof worden getast.
‘k Wil aan die het doen zal vragen,
uitgelachen voor mijn part:
vel ze, uit het veld geslagen,
minstens toch met pijn in ‘t hart.
Door mijn vaders oog op later
gloedvol in de verf gezet,
valt het landschap in het water,
van vergetelheid gered.
Wat ik ook tracht te weerleggen,
niets bleef ooit zoals het was.
Maar ik zal nog heel lang zeggen:
God, ik mis de Canadas.
Snelgroeiende windbrekers, door de wind bestoven & met pluizige zomersneeuw als ze bloeien. Zacht & gemakkelijk te bewerken hout voor beddebakken, legplanken & kaasdoosjes, voor de vezelplaten en de papiersector, voor kratten & paletten, voor fruitkistjes, speelgoed, & weduwschapsbakken voor duiven.
En last but not least: voor de Hollandse klompen, voor de ‘stekskes’ van Union Match & de säkerhets tändstickor, de bekende zwaluwlucifertjes uit Zweden, die ik nooit zonder wroeging kan weggooien, omdat het kaprijpe houtje dat mijn vingers voor verbranding heeft behoed, zo’n achteloos lot is beschoren, eenmaal z’n boom is gekapt, eenmaal z’n zwavelkopje is opgebrand & uitgedoofd.