Schrijf ik u, schreef ik mij weg in uw stilte,
zorgen mijn woorden niet eens voor vertier:
noem het verpakking voor breekbare dingen,
houtkrullen, piepschuim en zilverpapier.
Schreef ik u -klaar om weer weg te vliegen-
vogels die bang zijn van elk dichterbij:
waar zijn mijn vuurvliegjes dan toch gebleven,
geen licht te zien in die woorden van mij?
Ein feuer brennt in ‘Die Engel’ van Huchel,
gedenke meiner, flüstert der Staub.