“Nee hoor, mij krabben ze zo gauw niet bloot..”
(Ik zeg verder niets, maar god hoort me brommen:
hulde, hulde, geef die vent een gulden!
Ik wil het niet gezegd hebben, maar hij overweegt
zijn woorden als een paard zijn scheten. Antwoord de
zot naar zijn dwaasheid niet, met blinden praat men
niet over kleuren.
Het is niet àl blij wat zingt?
Ik ga geen vissen uit het water praten!)
Dàt moet je maar kunnen:
met wat inktzwarte lijnen & slechts zeven korte woorden,
een bibliotheek aan romans de loef af weten te steken.
Heel wat schrijvers moeten er voor zuchten & zwoegen,
om dit even veelzeggend verteld te krijgen.
Wat een verbluffend trefzekere observaties.
En dan als kers op de taart,
telkens dat sublieme zinnetje daaronder.
*
Heb ik alweer heel wat helden losgelaten,
echter nooit van m’n leven Peter van Straaten!