Waar zou het zich al die tijd hebben opgehouden, dat wonderlijke Uur Minder met zijn gouden staart? Zat het misschien opgesloten in de Tower of Song van Leonard Cohen, ‘standing bij the window where the light was strong’? Dan zal het ons elk etmaal opnieuw weer een waar genoegen zijn om z’n verhaal te aanhoren. Als een lichtrand rondom een donkere deur.
Of heeft de zomer het bij zijn aanvang misschien uitgespuwd in het diepste punt van de oceaan, het Challenger Deep, gewoon om er vanaf te zijn? Dan heeft het zich blijkbaar weten te verdampen, om zich alzo weer in de tijd te laten regenen.
Het kan natuurlijk ook zalig hebben liggen slapen, bijvoorbeeld in het hemelrijk van de vogels, in Wolkenkoekoeksheim. In dat geval zal de leeuwerik er wel voor iets tussen zitten, want nee, niet de visarend.
Of was het misschien al die tijd ’ver langs de hillen, ver door de dillen, een zwerveling’ om het op z’n Geerten Gossaert’s te zeggen? Laten wij het dan omarmen en mee onder de fleece-dekens nemen, want dan is het in ieder geval teruggekomen, als een kat die een half jaar onderweg is geweest om terug thuis te geraken.
Wat er ook van zij, het is terug en het heeft ons nodig. Of andersom.