‘t Gesmolten licht onder de kurk
bezorgt mij lodderogen;
dat ik een witte zomerjurk
draag, is alvast gelogen.
Het bedbekende ‘schuif eens op’
schiet plots elk doel te buiten;
fluit, schijtrechter, maar vrije schop,
plat water kan niet spuiten.
Mijn alsmaar ouder wordend zeer
jaagt mij in ongenade;
doch ‘t ongewild terrasjes-weer
slaat mij -goddank?- niet gade.