SPIEGELBEELD

Spiegelbeeld, vertel eens even, ben ik heus zo oud als jij? Zelfs mijn moeder blijkt in haar eigen ‘Spiegel Historiael’ ineens jonger te zijn dan ikzelf. Het vervult me met weemoed: ze raakte geklonterd, moest in de nacht plots twintig minuten nutteloze reanimatie doorstaan, en stierf vervolgens zonder ons, dus moederziel alleen. Gestold in opperste verbazing op haar niet te geloven doodsbed. En ik, ik leef haar thans zomaar voorbij. Nee, niet zomaar..

Zogezegd al ruim vijfentwintig jaar weg van ons, maar die jaren worden telkens opnieuw verwijderd als stukken verkankerde darm die er tussenuit worden geknipt, waarna het jaar dat ze stierf telkens weer met verse steken aan het nieuwe jaar wordt genaaid. De tijd heeft z’n helende strijd opgegeven, wat moeders dood betreft. Haar ondergoed mij door de kliniek meegegeven ligt nog altijd met haar laatste dag in een zichtbare doos op mijn slaapkamer.

Ik moet er echt wel aan wennen, een leeftijd te hebben bereikt, die zij nooit heeft gehad: alsof ik mijn moeder voor de tweede keer ben kwijtgeraakt. Zoals een kind zijn moeder in de supermarkt. Maar zonder een mikro deze keer waarmee kan worden afgeroepen, dat ik op haar wacht aan het onthaal. Ik voelde op deze haasje-over-verjaardag zowel de neiging om mij daarvoor te verontschuldigen bij haar, als het krachtdadige voornemen: komaan moeder, voortaan verjaren we ondeelbaar met z’n tweeën, we maken van elke dag een dubbele.

Zij de zon & ik de maan? Zij het licht & ik haar weerkaatster. Hoe ze naar me wuift, als ze gloedvol ondergaat achter mijn kamerraam en mijn denken vult met haar moederlijke wenken. Dus geen mikro nodig: wij zijn elkander nog nooit één seconde kwijtgeraakt.

En nu ik de eerste knoppen weer zie openspringen: hoe fier ze was op haar seringen, purperder dan waar ook ter wereld. Elke lente stuurde zij mij op pad, met mijn neus diep in de geurige bossen die ik ergens met haar groeten moest gaan afgeven. Ik heb ze gelukkig nu zelf ook in de tuin, straks kunnen wij er samen weer eens diepgaand aan gaan ruiken.

Zal ik dat liedje van de Zilveren Bruiloft nog eens zingen, Moeder? Hoe onvolkomen ook, elk woord ervan blijft nog altijd van tel, en tot in de eeuwen der eeuwen à titre personnel.

Spiegelbeeld, vertel eens even,
ben ik heus zo oud als jij?
Is het waar, word ik vijftig,
is mijn beste tijd voorbij?
Ach, ik ken je bezwaren,
maar wat had je dan gedacht?
Spiegelbeeld, na al die jaren
als oudste van acht?

Spiegelbeeld, op ware grootte,
ben je echt meedogenloos,
ik zie niks dan kraaiepoten
in m’n eigen poederdoos.
‘k Ga voor ’t keren der jaren
bij ons moeder in de leer.
Nooit zal ik haar evenaren
daar komt het op neer.

Spiegelbeeld, m’n eerste rimpels
zijn al dieper dan ik dacht,
zonder vlaggen zonder wimpels,
’t is voorbij midzomernacht.
Raak ik steeds weldoorvoeder,
ben in den overgang,
spiegel ik mij aan ons moeder
dan ben ik niet bang:

want zij deelt al mijn visies,
niemand jaagt mij nog op stang,
’t is voorbij, m’n midlife-crisis,
ik ga weer mijn gang.