Vaders laatste bloempjes. Gekregen van zijn drie laatste vriendinnen,
ter gelegenheid van wat hun laatste gezamenlijk bezoek bleek te zijn.
Een potje witte Cyclaampjes, alias ‘bleeding nuns’ zoals ze ook worden
genoemd, verwijzend naar hun witte kapjes & hun bloedend hart binnenin.
Ze bleken de nodige aandacht te vragen, terecht overigens, gezien de keuze der vriendinnen. Ik hield ze dan ook nauwlettend in de gaten. Tot vader, als laatste
bewoner, het huis verliet en de Cyclaampjes verweesd achterbleven.
Weken gingen voorbij, maanden zelfs, eer wij het aankonden om het huis leeg te maken, en ik het cyclamenpotje terugvond tussen de rommel op de vensterbank. Aangrijpend verkommerd. Ik heb het mee naar huis genomen, het schreeuwde erom, in z’n laatste levensvatbaarheid.
Het werd lente, ik zet ze buiten, dacht ik. Om het vervolgens toch weer min of meer te vergeten. Tot ik de Poes moest begraven in de tuin, en ook de Cyclaampjes ei zo na bleken te zijn dood gebloeid.
Maar dat was dan toch buiten mij gerekend: ik ging er een erezaak van maken om ze te redden, zowel ter ere van onze vader, als van zijn vriendinnen, als van die aandoenlijke Cyclaampjes zelf. Ze blijken de sleutelbloempjes van de herfst te zijn, de bloeiende lichtpuntjes van november, inmiddels al voor het vierde jaar.
Door hun ‘omgekeerde petalen’ lijken ze op het Twaalgodenkruid, hetgeen sowieso tot de verbeelding spreekt. Al worden ze in de volksmond ook ‘varkensbrood’ genoemd, omdat varkens de knollen ervan graag blijken te lusten. De mens krijgt er vreselijke diarree van, maar dit varken hieronder moet er blijkbaar alleen maar een opgeblazen gevoel van kwijt.
In de katholieke kerk worden de cyclamen gezien als het symbool van Maria’s bloeiend hart, en in Japan worden ze de ‘heilige bloemen van de liefde’ genoemd. Het blijft sowieso een bijzonder plantje, met bloempjes die hun bladjes als nonnekapjes naar achteren plooien, en vervolgens devoot naar beneden kijken. Sommigen vinden dan weer dat ze op konijnenoortjes lijken.
Ze doen mij ook wel denken aan die witte feestvlaggetjes, waar bruiloftsvierders vroeger mee in hun haar liepen, eenmaal het koninginnehapje was verorberd, alwaar dat vlaggetje bovenop had gezeten. Door de vettige pasteipunt bleef het mooi zitten, als ze bij wijze van pauzeren even naar buiten liepen, tussen twee zware menugangen door.
Zo werd ik de blije erfgenaam van vaders
‘bloedende nonnetjes’.
Ze bidden dag & nacht voor mijn zieleheil.