Dit reliekje, anno 1994 voor moeders ‘moederkesdag’ gemaakt van een oud sleutelkastje, staat inmiddels alweer 22 jaar terug in mijn eigen werkkamer. Met de halflege fles Satinela Semi Dulci ernaast, gedronken ter gelegenheid van wat haar laatste bezoek zou worden hier ten huize. De fles raakt dus nooit meer leeg? Ik hoop ze ooit zelf nog leeg te gieten en de herinnering die inmiddels alleen nog de mijne is, te kunnen loslaten. Echter, zo ver ben ik nog niet, want de reflex is er nog steeds: ik blijf moeders moederkesdag vieren, het hoort nog steeds bij mijn leven & mijn welzijn.
Moeder hield van de zee, overigens in alle weer & wind. Ze had er zelfs blauwe lippen voor over en de rillende roep: “Maar achter ’t zeiltje is ’t goed, hoor mannekens…” Hoe mooi moet zij daar destijds op het strand hebben gezeten, omgeven door een onduidelijk aantal oliebollen van kinderen. Terwijl vader er foto’s van maakte voor later, vol dikke verlegen billen, vertrappelde zandkastelen & scheve windzeilen, met in de verte & overal rondom, de vage figuranten van het knisperende plage-decor.
En ja hoor, zo kregen we ook moeders redder in het vizier. Waarom ging ze ook maar steeds dieper het water in? De zeegod in kwestie toeterde zich bloedogen. Dacht moeder misschien dat het alreeds de herfst was, die op de hoorn blies? Op het strand stonden aan-het-zeetje-geboren vrouwen elkaar reeds te bevestigen, dat mensen van het binnenland de gevaren van de zee niet kenden.
Dus, moeders onvergetelijke redder. Het ijlings in actie schieten stond hem prachtig, zoals hij toen richting haar met z’n boot over het water stoof. Moeder bleek evenwel op geen enkele fatsoenlijke manier in de boot te hijsen, haar benen sloegen iedere keer weer onder de romp. Daar kreeg ze zo de slappe lach van, dat haar redder van bruingebrande armoede niet anders kon doen, dan haar als een blank zeeschip terug naar de vloedlijn te slepen. Waarna ze dus goddank nog lang & gelukkig ons moeder kon zijn.
Zwemmen leerde ze veel later pas, in het zwemdok van Breda. De redder van dienst was er niet half zo knap, maar moeders druipende lach des te meer. Tot op de dag van vandaag zie ik haar nog steeds eender welk brevet halen, en blijf ik mij beijveren voor een mooie moederkesdag. Ook al lijkt het buiten, aan het weer te zien, alleen maar een gewone donderdag de vijftiende te zijn.