Hoe hoog ook de Atlasceder & de Taxussen in onze tuin, nooit eerder in eigen boomgebied een Suskewiet gehad. Misschien door de aanwezige eksters aldaar? Maar deze zomer dus wel. Al speelt hij blijkbaar schuilevinkje, want ik weet niet of ik hem al echt heb gezien. Gehoord heb ik hem niettemin al des te meer. Zijn liedje duurt hoogstens 5 sec. en wordt gemakkelijk 10 maal per minuut herhaald, telkens eindigend op die hemelse roep ‘suskewiet!’ En dat al sinds begin april en nog steeds. Godzijdank, want als het effe kan, wat word ik daar vrolijk van. Blijf bij ons, Suskewiet! Ook ik zing voor jou mijn hoogste lied!
Verzot op beukenootjes? Die heb ik niet, maar net zoals de koolmeesjes, gelukkig ook dol op zonnebloempitten. Er zijn vinken die trekken, en er zijn er die blijven: die blijvers zijn de énige, échte onvervalste Suskewieten. Ja, met een hoofdletter, dankuwel alstublieft. Hun suskewiet-slag is anders dan bij de trekkers en wordt ‘vlaamse zang’ genoemd. Zijn vrouwtje trekt in de herfst naar het zuiden, terwijl hij in de winter hun territorium blijft bewaken. Vandaar dat hij in de volksmond ook wel ‘weduwnaartje’ wordt genoemd. Echt een vogeltje om te koesteren, me dunkt.
Dat was ooit anders. Ze werden in grote getale gevangen, aan stokjes geregen en opgegeten. Om ze te vangen gebruikte men vogellijm, waar ze in vastgekleefd raakten en vervolgens vanuit de beschutting werden gedood met lange blaaspijpen tot wel 2 meter lang. Vogellijm werd gemaakt van lijnolie, die gekookt werd tot die in brand vloog. Een ongelooflijk kleverig goedje. Een beetje ervan tussen duim & wijsvinger, en je krijgt ze bijna niet meer van elkaar. Zou onze eeuwige schaamte omtrent zulke verzinsels niet even kleverig zijn?
En dan natuurlijk, de zangwedstrijden die ‘vinkenzettingen’ werden/worden genoemd, want nog steeds in voege hier & daar. Volksvermaak dat averechts tot mijn verbeelding spreekt. Driftige vinkenmannetjes worden daartoe opgekooid tussen april en augustus, om alzo hun gefrustreerde zanglust (?) op te fokken. Vogeltje, gij zijt gevangen! In een kooitje zulde gij hangen! Gij blijft hier! Lieve vogel, gij blijft hier! Liefde gaf u duizend namen? Kon ik je alsnog maar bevrijden uit deze afbeelding hieronder, kleine dappere koning Hubert. Ondertussen krijg ik mijn duim met de beste wil van de wereld niet meer omhoog, dus I don’t like it.
De opgekooide vogels worden op een lange rij gezet, op de nodige afstand van elkaar, elk met z’n eigen ‘homo ludens’ daarachter, op een stoel gezeten. Je zou het bijna een komisch zicht kunnen noemen. En mocht ik mijn goede wil tot op onpeilbare hoogte willen opdrijven, dan zou ik het misschien -bijna- ook wel aandoenlijk kunnen vinden?
Het aantal liedjes dat elke vink zingt wordt gedurende een uur opgeteld, de rest laat zich raden. Moesten de rollen omgekeerd zijn: hoeveel boeren & scheten misschien, op één uur tijd…?
Maar ook hier weer, het gedwaal & de domslachtige gedachtengangen: blinde vinken zouden beter zingen. Zo achterlijk kan alleen de mens maar zijn? Dus werden ze vroeger blind gemaakt met behulp van een gloeiende ijzerdraad die vervolgens dicht bij de oogjes van de vink werd gehouden. Die kneep als reactie z’n ogen meteen dicht waardoor de verschroeide oograndjes aan elkaar kleefden. Of de oogjes werden aangestipt met zwavelzuur, en natuurlijk, alles kan altijd nog erger: soms werden de oogjes voor alle zekerheid toch maar meteen helemààl uitgebrand.
Blinde vinken zijn zijn sinds 1915 verboden, en sinds 2003 mogen ze niet meer gevangen worden. Sinds 2013 is de vink blijkbaar de meest getelde vogel in de Vlaamse tuinen. En eindelijk dus ook fel aanwezig in die van ons. Ik zit dan ook vaak op vinkentouw, niet om hem te vangen, maar om hem te horen. Hij heeft mij wellicht al dikwijls zien zitten en gedacht: ha, daar is de luistervink weer!