Zijn dat kraaien daar in de kruin van vaders stamboom, de enige vogels die naar het hiernamaals kunnen vliegen en weer terug? Die ons alzo helpen kijken in de Andere Wereld, doch die in hun jacht een bondgenootschap aangaan met wolven, dus dan weet je ’t wel? En ook al hebben klavecimbelbouwers vroeger hun veren nog gebruikt als ‘pennetjes voor het aantokkelen der snaren’, wie kent niet de gevreesde uitdrukking: als een kraai op een kreng. En brengen de beruchte kraaienpootjes de weg naar graf niet jaren lang van tevoren reeds feilloos in kaart? Kraaien voelen zogezegd de verandering in de atmosfeer met hun vleugels, maar ze kraaien niet bepaald victorie in onze oren. Overigens, ruziënde mensen om een erfenis worden ook kraaien genoemd.
Maar geef ze vertrouwen en je krijgt het? Vaders stamboom kan ze blijkbaar goed verdragen in zijn kruin, zo te zien. Misschien is het toch waar: ‘dat ze ons dwingen om in het duister ons eigen licht te ontdekken’.
Vader was niet bepaald een boom van een vent, maar hij had er wel de sterkte van. Op laatst leek hij wel gemaakt van kraakporselein, doch dat paste perfect bij zijn 98ste levensjaar. Maar ineens legde vader z’n mondharmonica opzij, zette het plastieken kermistrompetje van z’n achter-achterkleinzoon aan de lippen en blies de kraaienmars. Proust zei het al: in het ene jaargetij tref je vaak een verdwaalde dag aan uit een andere. Zoals dit jaar, midden in de zomer: de dag dat vader stierf?
Want wat een omwenteling sinds hij op een berg ijs is gelegd.