-“Zo Bedrog, leef je nog?”
-“Ja Verdriet, zoals je ziet!”
Wiens oog is dit? Wie heeft het uit z’n kop geschreid? Want ‘quis non fleret’: wie zou niet wenen. Alleen al om de 35-jarige man die zich onlangs mistrapte, in de beerput viel en verdronk. Welk oog kan ook maar iéts méér verdragen van het oneindige zoveel méér? Zo’n 80.000 eigentalige woorden ter beschikking, doch niettemin totaal ontoereikend om het alles doordrenkende verdriet van mensen in onder te brengen.
Of is dit, met een beetje geluk, gewoon een zeer oog dat geen licht kan verdragen? Wie maar één oog heeft, wrijft het dikwijls? Wie weet, is dit het oog van Goethe’s Harfenspieler? De traan van Willy Nelsons “Angel with no place to fly”? Of een stuk prozaïscher: het oog van koning Eénoog uit het land der blinden, met zijn belachelijk verdriet omdat niemand hem ziet? Het is alleszins niet het boze oog, want dat weent niet.
Of is dit dan toch Gods pijnappelklier, Gods overprikkelde Glandula Pinealis? Denkend aan de schreeuw: “Ziet, de mens!” Denkend aan wat Nietzsche Zarathoustra zeggen liet. “Eens sprak de Duivel tot mij: want ook God heeft zijn hel, en dat is zijn liefde tot de mensen.” Trouwens, ook Schopenhauer heeft ooit bekend: “Als een God deze wereld gemaakt heeft, zou ik niet die god willen zijn, haar ellende zou mij het hart uiteenrijten.” Zoals eveneens de dichter Ben Carmi zich afvraagt: “Waar zou God in deze tijd met zijn hemel heen moeten vluchten?” Of is dit dan toch al het verdriet, ooit door mensen ten hemel geschreid, dat gestaag uit Gods Alziend Oog druppelt?
Wie zal het zeggen. Maar was het niet Herman Hesse die zei:“Tranen zijn het smeltende ijs van de ziel”? Aangevuld met de vaststelling van Paul Celan: “Tranen werken als een lens, die ons dingen leert zien die ons anders zouden ontgaan.”
Less is more? Laat dit dan maar het tranende oog zijn van wijlen Renate Rubinstein in haar hiernamaals, die god ooit smeekte: “Lieve Heer, laat asjeblieft niet ook nog een hemel komen na mijn dood!” Maar, jawel hoor.