PRO MEMORIA

Zoals jij daar toen op mij te wachten stond van zie-mij-hier-staan, als een wolf achter tralies in een dierentuin.

Zoals jij toen je handen openspreidde voor die van mij & met mijn ring begon te spelen, terwijl ik maar niet kon besluiten, wat ik nu het meest wonderlijke daarvan vond: dat te zién, of dat te voélen.

Zoals ik ineens die witte kringen rondom je irissen zag oplichten in de donkerte van je oogkassen.

Zoals jij tegen mij zegde dat ik mij geen zorgen mocht maken om jou, terwijl de vertwijfelde blik in je ogen mij het tegenovergestelde zegde.

Zoals ik weer een paar keer dat speciale lachje van jou mocht aanschouwen, waarin je ogen het dan moeten afleggen voor de brede welving van je lippen: jouw blik die even moet onderduiken om dat lachje naar boven te kunnen halen.

Zoals jij ineens voorover boog & je hoofd op tafel legde, nadat je mij eerst nog even met een pijnvolle blik had aangekeken als een aangeschoten  wolf.

Zoals ik toen nog maar eens mocht ervaren, dat pijn & schoonheid blijkbaar steeds weer slaags geraken met elkander, in een bloedige strijd.

Zoals je daarna, als het bezoek weer voorbij was, wat onwennig naast me liep, alweer op weg naar
‘t scheiden onzer wegen.

Zo probeert de eeuwigheid zichzelf in stand te houden?