Ook al zou hij begonnen zijn met een lachend spiegelei, de langste dag heeft er moeite mee. De 21ste juni lijkt er weinig of geen aandacht aan te besteden. Hoe uitbundig de liguster ook bloeit, hij houdt z’n bedwelmende geur binnen z’n bloesempjes. En waar blijft Koning Oberon’s magische mist? De sombere berichtenstroom van kommer & kwel hangt als een grijze hemel boven de dag.
En die fantasierijke midzomernachtsdroom krijgt het al helemaal zwaar te verduren. De romantiek ervan laat zich -sowieso?- niet meer voelen. De kleermaker Robin Starveling hoeft voor mij dus geen jurk van maneschijn meer te maken, als ware ik Helena die treurt om de liefdesweigering van Demetrios.
Een magische bloem, waarvan het sap verliefdheid kan opwekken, als het in de ogen wordt gedruppeld? Dat mag niet meer verkocht worden, zei de apotheker, het blijkt schadelijk te zijn. Zo spijtig, zo helder & zo blauw, je kreeg er rust van in de ogen & grote pupillen. Geen sprake dus van koningin Titania, noch van haar tot de verbeelding sprekende dienaars Peasblossom, Cobweb, Mustardseed en Moth. Laat staan van één of andere Demetrios, die een andere kant op kijkt.
Maar kom. Dan sta je daar in de boekhandel plots met de verzamelde Essays van Michel De Montaigne in je handen, zo lekker dik & compact als een gebakerde baby of een ronkende kattebundel, kortom: hunkerend naar omhelzing. Elke zin die ik er bladspiegelend in las bleek meteen een verrukking voor het geestesoog. De bankkaart kon er alleen maar om juichen. Of om het op z’n Montaigne’s te zeggen: ‘Een mens moet op zijn eigen kosten wijs worden’.
‘De essays, uitgekomen in een prachtige vertaling van Hans van Pinxteren, zou in elk hotel in het nachtkastje moeten liggen naast de bijbel. Het is het boek der boeken van de moderniteit. Met de essays begon de bevrijding uit een tranendal van dogma’s.’ Aldus Vrij Nederland. ‘Over het gebruik kleren te dragen. Over paarden in de oorlog. Over leugens. Over kannibalen. Over… Over… Over..
Dus waar zou ik die crazy midzomernachtsdroom nog voor nodig hebben, of dat elfensap van die magische bloem? Waarom zou de smachtende Helena in mij nog treuren om de liefdesweigering van de onbereikbare Demetrios, ook al staat zijn naam in de balken van mijn houten plafond gekrast, ter ingebeelde vervanging van de verdwenen midzomernachtsdroom? Nutteloze vraagtekens?
Zo blijft de langste dag hoe dan ook tot mijn verbeelding spreken, omwille van die magische kanteling, en het kortstondige daarvan. Slechts één dag in het jaar is zo fascinerend lang, slechts één nacht zo ondraaglijk kort om er alsnog even van te dromen: ‘Omdat hij het is, omdat ik het ben’. Je neus zou van minder gaan bloeden. Alsook het hart: ‘Je veux que la mort me trouve plantant mes choux’?