RILLEND GEBOREN

Rillend geboren liet hij van zich horen,
drie februari, his birth-coming-out:
oorlogsellende nog niet afgezworen,
kachels nog aangevuurd met jammerhout.

Jaar vierenveertig zou zich zorgen baren,
het wordt, ach ventje, een eenzaam bestaan?
Jaar achtenveertig kwam echter verklaren,
‘is-thans-geboren die met-hem-zal-gaan.’

Twee sterrenstofjes, althans twee spin-offjes,
zonnewind blies hen verklevend aaneen:
veel nou-en-ofjes & dito godlofjes,
duiding van ’t vreemde woord buitengemeen.

Verdiende sporen, idem bijbehoren,
plots echter bleef niets daarvan zonder erg?
Rillend geboren kreeg rillend te horen,
zoek het maar uit op de louteringsberg.

Maria-Lichtmis houdt hem in gedachten
weg van ’t verguizende ‘ad hominem’:
zij kent zijn krachten, zijn dagen, zijn nachten,
zij houdt haar lichtmis-licht brandend voor hem.

Waarvan akte.