VRIEZEMAN

Ja hoor, ineens was hij daar. Niet de jonge vrolijke Jack Frost-versie, maar de strenge oude Vriezeman. Hij vroor ons huis uit de grond, tot het ervan kraakte en hield het in zijn ijselijke handen. Probeer dan maar eens op temperatuur te blijven. Maar nee hoor, we laten ons niet gaan, we gaan er duchtig tegenaan.

Vriezeman houdt blijkbaar absoluut niet van gewelfde lichaamslijnen, laat staan van blootpadden. Hij wil ons bedolven weten onder een wirwar van groezelige breisels. Maar wat had hij dan gedacht: dat we ons bloot zomaar aan hem zouden laten zien? Nee hoor, we hebben elkander niet veel meer te vertellen.

Maar des te harder schreeuwt de kou, en ook het bibberlijf zet zich meteen luidruchtig aan de klaagmuur, als het moet worden omwikkeld: te dun! te kort! te somber! te bloot aan de nek! De februari-kleerkast wordt er horendul van, en weet niet wat aan te reiken, want wat een rommeltje, zeg. Niet dat ik als een glinsterende ijskoningin doorheen deze noordoostelijke dagen wil, maar toch.

Hoe dan ook: graag een béétje convenabel in de kleren, dankuwel alstublieft? Zolang het vuurtje op de badkamer brandt, en elk item daaraan kan worden voorverwarmd, begaat bibbermans telkens opnieuw de fout om alle hogere warmte-eisen meteen weer te laten varen. Vriezeman denkt er het zijne van?

Want eenmaal daarvan weg, blijkt het toch al gauw niet voldoende te zijn, en moet er toch weer van alles overheen, om die warmbloedige zevenendertig op peil te houden. Het kan niet pluizig & dik genoeg zijn, en hoe opgewolder hoe liever. Laag na laag worden de hogere pretenties één na één de kop ingedrukt en ontstaat er in de spiegel een ontevreden gedrocht, vol groezelige plakpluizen.

En daar zitten we dan: te klein voor de warmte, te groot voor de kou. Als een hooihopper van wol & wemels. Als een vormeloze textielberg vanwaaruit het moeilijk is handig te blijven, want alles hangt en sliert en belet je. De betere versie – de oude kapel die zich ’s morgens nog had laten versieren op hoop van zegen- voelt zich teleurgesteld: wat baten bloes & strik, onder truien lelijk & dik?

‘Niks, nulkommaniks nog van te zien’ tikken de vingers vanuit de veel te dikke mouwboorden, van waaruit ze als dunne uitgestoken nekken tevoorschijn komen. Als verbleekte tengels die zich het syndroom van Raynaud op de hals dreigen te halen: vingers die er plots zo wit uitzien als die van een lijk, en die aanvoelen alsof ze de mijne niet meer zijn. Het oude vel als van perkament.

Maar ook dàt gaat weer voorbij. M’n vingers raken net niet bevroren en moeten dus niet worden afgezet, zoals echter wel moest gebeuren met de afgevroren pootjes van deze Siberische straatkat Dymka. Gelukkig kreeg ze speciale 3D-geprinte prothese-pootjes, waarmee ze moeiteloos elke vrieskou kan trotseren.

En ja natuurlijk, het kan ook uitzonderlijk mooi zijn. Je kan prachtige ‘freezing bublles’ blazen in de vrieskou. Of je strooit gepelde zonnebloempitten in de tuin en je krijgt een ballet van dansende vogeltjes, die je bevroren netvlies doen smelten als sneeuw voor de zon. Vriezeman vindt dat we binnen moeten blijven, verscholen als wolluizen in een schapenvacht? Nee hoor, want daar is de zon, en deze hooihopper moet dringend naar de Veritas voor een stopnaald. Catch me, Old Man Winter, if you can, ik ga zonder dralen de lente halen, en jou onderuit!