TUSSEN LICHT EN DONKER

In mijn kinderjaren leerde ik op school ooit een gedicht, waarvan ik mij alleen nog maar de eerste regel kan herinneren, hoewel het hele gedicht destijds veel indruk op mij maakte: ‘Nu luister hoe Jezus die droeve kerstnacht, blijdschap en vree in de loopgraaf bracht…‘ Over een vader die wel of niet terug zou komen.

We leerden het met veel pathos opzeggen, terwijl het buiten steeds vroeger donker werd, en het vond toen veel weerklank in mijn kinderlijk gemoed. Ik moest er deze kerstmis onwillekeurig aan terugdenken bij het dempen van de lichten binnenshuis, en bij het zorgelijk dichtschuiven van de overgordijnen.

Kerstmis zonder getrouwen, zonder vrienden weliswaar, en toch uiteindelijk een muts & een hoedje teveel op de nok van de kapstok? Er waren confronterende gesprekken aan vooraf gegaan, want het helverlichte maaiveld bood weinig zekerheid, tenzij de déze: uw kop zal eraf gaan, als hij zal worden gezien!

Het gaf -eens te meer- een vreemd gevoel: te moeten kiezen tussen het kleine onooglijke ‘welzijn’ of het overgrote ‘algemeen belang’. Hoe kleiner de familie, hoe moeilijker. Slechts één dochter hebben & één al groter kleinkind? De vreemde Covid-kerstmis ‘miek’ er een loopgraaf van, we moesten er kop-in-kas doorheen. Hoop vangt altijd aan in de donkerte, en deze keer dus meer dan ooit.