WEG, FOETSIE, RIBBEDEBIE.

img-thing

Niets zo schrijnend als de ontmanteling van het ouderlijk huis. Weg, al de
vertrouwde dingen die al jarenlang geen centimeter meer mochten worden
verplaatst. Weg, vergane glorie. De lege kamers schamen zich -ontdaan nu
van hun verhullende omkadering- voor hun littekens & hun zere plekken.
Ons weerloos geworden huis dat zichzelf niet meer kan wassen, en dus
gedwongen wordt om zich in al zijn ouwelijkheid bloot te moeten geven,
wie zou niet wenen om zoveel vergankelijkheid.

349566808-art-deco-slaapkamer

Weg, de geheimzinnige wortelhouten kleerkast waarin sinterklaas destijds
soms zijn speelgoed had achtergelaten om het later terug op te halen, als
hij weer was uitgerust. Althans, zo wist vader te vertellen, nadat ik daarin
als zesjarige die prachtige pop had ontdekt uit het sinterklaasboekje van
de Ford bonnetjes. Daar hoefde ik bijgevolg dus niet beschaamd terug voor
uit die kast te komen, want vader vond mij toen blijkbaar nog ver weg
van elke zekerheid.

Vierenzestig jaar later is die kast dus helemaal uiteen gehaald, alsook
het ouderlijk bed, waarin wij alle acht verwekt en geboren zijn.
De onverbiddelijke ‘tourneviezen’ deden hun werk, maar we stonden
er wel bij te stenen & te zuchten, alsof ons hele bestaan plots op losse
schroeven kwam te staan. Het leek zo godgeklaagd, en dat was het ook.

1c97169ed8c83b95b7061038b05051f07f2e5adb (1)

Niks aan te doen? Weg ook, de doorleefde nachtkastjes met in de lekkere
duffe schuifjes langs weerskanten, de fascinerende ouderlijke rommeltjes.
Rechts was vaders kant: appelsienschillen zo hard geworden als schelpen,
stukken zilveren paternoster, vijzen, stylo’s en broeksknopen, brieven van
Louis Fransen en afgescheurde postzegels uit Japan, verkreukte sigaretten
van Laurens, en Rennies natuurlijk, vaders onmisbare Rennies.

Moeder sliep links. Haar schuifje zag er meteen heel wat frivoler uit.
Als je ’t opentrok bobbelden daar meteen roze en blauwe haarnetjes uit
met satijnen linten. Daaronder zat heel haar dagelijkse leven verborgen:
pijnlijk grote zetpillen, afgebroken jartellen, bijsluiters & tubes vettige zalf
zonder dopjes, vlimmetjes, veiligheidsspelden & gordijnhaakjes, alsook
dunne boekjes van Dr. Anna Terruwe, die ze mij later te lezen gaf.
Geef mij je hand? De rijping van het verlangen? Ik weet het niet meer.

Allemaal weg nu, foetsie, ribbedebie. Shame, where is thy blush. Zelfs de
Kringloop wou er niks meer van weten. Ik heb alleen nog de lege schuifjes
weten te redden, god mag weten waarom. Maar wat schreef Joseph Brodsky
ook alweer in dat prachtige vaderlijk gedicht ‘Voor mijn dochter‘?

2009_11_krakow-027

Geef me een tweede leven, en ik zal zingen
in Café Rafaella. Of er gewoon gaan zitten.
Of er als meubilair figureren, mocht dat leven
wat minder dan het eerste aan mij uit willen geven.

Bedenk dat ik in de buurt zal zijn. Of beter,
dat elk levenloos voorwerp je vader kan zijn, zeker
als de voorwerpen groter zijn dan jij, of ouder.
Ze zullen kritisch zijn, dus blijf ze in de gaten houden.

Of je ze tegenkomt of niet, koester die dingen.
Trouwens, jij bewaart aan mij misschien herinneringen,
een silhouet, contouren, terwijl ik zelfs die zal verspelen.
Vandaar dit ietwat houterige vers in de taal die we delen.