ZOMERPOST

GROETEN UIT DE EINDIGHEID

‘O Vader, zeg mij waarom de zon niet valt?’ liet Multatuli een zoon aan zijn vader vragen in zijn ‘vierde geschiedenis van gezag’. Omdat de vader in het verhaal zich schaamde het antwoord niet te kennen, strafte hij daarvoor zijn zoon, op levenslang beïnvloedende wijze.

Maar o, dan te spreken over onze eigen vader! Hem weer kromgebogen te zien zitten, met een horlogeloep voor zijn rechteroog, boven het getik van de tijd. Immer met een luisterend oor & een nooit ontbrekend antwoord. Inmiddels echter, midden in de zomer, reeds voor de achtste keer opnieuw gestorven, met zijn blik op oneindig, maar rond een tafel vol herinneringen door ons weer tot leven gelachen.

Hoe hij op een morgen aan de zorgverpleegster, die hem naar de badkamer riep, vroeg: “Moet dat nu echt élke morgen..?”
-“Jaja, da moet, daar ben ik voor gekomen, hé..” Waarop vader, zich met enige tegenzin ophijsend aan zijn rollator, repliceerde: “Allez, dan zal ik mij onderweg nog maar wat vuil maken, hé..”

Of zoals vader op ’t eind van zijn leven zich realiseerde: ‘Ge kunt niets meenemen, ge moet het allemaal achterlaten..’ Hij vond dat een moeilijke gedachte, ik heb ze van hem geërfd.

En dan mijn hooghartige bedenking: dat met mijn eigen dood ook al mijn innige gedachten aan hem zullen verdwijnen. Dat hij dan geen oudste dochter meer zal hebben om nog aan hem te denken, zoals ik dat – hem uitermate liefhebbend – een leven lang zal hebben gedaan. Evenzeer wat ook ons moeder betreft. Hun geliefde afsplitsingen zullen hen één voor één ontvallen, tot ze uiteindelijk door niemand nog ‘mijn vader & mijn moeder’ zullen worden genoemd.

Hoewel de Eeuwige Tijd eender wie kan laten geboren worden of doen sterven, en zelfs rozen kan baren: stilgevallen klokken & horloges zijn hem een voortdurende doorn in het geestesoog. Daarentegen, mijn vader wist daar alles van. Hij kon de stilgevallen tijd telkens in een mum van tijd weer herstellen. Hij kreeg er 98 levensjaren voor.

Ondertussen blijft het wachten op de tijd waarvoor de tijd nog niet gekomen is? In het verleden ligt het heden, in het nu wat komen zal? Volgens Aristoteles is tijd ‘de maatstaf voor verandering’, volgens de filosoof Ernst Bloch ‘het principe van de hoop’. Behoudensgezind kies ik voor het laatste. Vervolgens het o zo blije vers van Bert Schierbeek:

maar we zouden niet vergeten dat
we hebben gelachen, gelachen hebben
we veel en dat zal ik niet vergeten
want we hebben gelachen en veel hè?
en dat zullen we nooit vergeten
omdat we zoveel gelachen hebben en dat
niet vergeten gvd wat hebben we gelachen
en niet en nooit vergeten dat we zo
hebben gelachen omdat we samen waren
en zoveel gelachen hebben dat we
het nooit zullen vergeten