VUURVLIEGJES?

‘Met een vleugje citroen’, las ik op de pot vijgenconfituur van mijn medestander. Meteen gecharmeerd door dat doorschijnende woord ‘vleugje’. Zo transparant, zo freel, zo onaanraakbaar. Zoals trouwens die hele familie ietsiepietsies: zweempjes, glimpjes, sprankjes, sprenkeltjes, kortom: de vonkende vuurvliegjes van het woordenboek.

Net zoals de échte vuurvliegjes zijn ze amper 1 cm groot, en beschikken ze over een fascinerend achterlichtje, ten behoeve van hun zoektocht – tussen droom & daad – naar het woord waarmee zij zich graag wonderspreukig willen verenigen, dankzij de nauwe verwantschap van hun genen met die van de poézie. Zo zag ik ook dat ‘vleugje citroen’ vonkend oplichten in de donkere vijgenschemering.

De vlaagjes & de vleugjes. De tikkeltjes, de iezeltjes, de korreltjes. De greintjes & de schijntjes, alias de halfhemdjes der vrouwen? Of de floersjes, met die aandoenlijke verzuchting van de dichter: ‘Moeten wij tegenover elkander staan met trillende ogen en iets als floersen tussen ons?’ Of zijn we daar inmiddels een aantal vlindertjes te oud voor.

Zoals wellicht ook voor dat door Potgieter beschreven ‘zuchtje’ wind:
‘Ook scheen ’t zuchtje louter weelde,
’t zij het schalk haar boezem streelde,
’t zij het suisde in ’t blonde haar.’

Of die witte ‘waas’, dat teer niet glanzend laagje, aan dauw gelijk, op Pita Vreugdenhil’s blauwe druiven. Zowel letterlijk als figuurlijk: te mooi & te volmaakt om over te leveren aan de gruwel van malende tanden? Vreugdenhil heeft ze daar bij deze alvast voor gevrijwaard.

En nog zo’n lieverdje: een snuifje. Hoewel de dichter Jac. van Looy het over ‘neusgaten duister van snuif’ heeft, sprak mijn vader in zijn oorlogsverhalen over ‘een snuifje sneeuw…’ Zoals poedersuiker op Brusselse wafels, vaders snuifje sneeuw op een rauw verhaal.

De kiertjes & de ziertjes. De snarsje & de schraapseltjes. Provocerend lekker Kutbier met een vleugje pruimen, of liever dat zelfde vleugje purper op de bloemen van de Magnolias. Kiezen maar: een snuifje Poeder van Sympathie, of een gloeiende glimp van de eeuwigheid..

Gesuis & geritsel. Miniscuultjes & snipsnaarderijen. Potgieter die vaststelt: ‘Voor de ernst van het leven geen zweemsel van zin’. Of een kunstwerk van Ed van der Hoek dat op AliExpress illegaal wordt verkocht voor een (in dit geval schijnbaar valselijk)‘schijntje’?

Vuurvliegjes & glimwormpjes, ook in het woordenboek zorgen ze voor een aandoenlijk schouwspel tussen licht & donker. Verrukkelijke spikkeltjes weggeblazen bladgoud, als piepkleine glinsteringen tussen de gewervelde woorden gestrooid. Wenkend. Lonkend. Lieflijk.

Zo vluchtig als de bevroren letters van Astrid Albers op een stoep tijdens een warme zonnige zomerdag: ‘Het beeld laat zien wat de liefde op haar beste moment oproept en hoe vergankelijk ze kan zijn’. Zo ook de ‘vuurvleugjes’, immer beducht voor de vleermuiswoorden ‘hel en verdoemenis.’ Want zoals geweten: ‘Alles van waarde is weerloos.