EEN WONDER UIT ZIELEGROND

Als een transparant geworden schilfer van de vorige zomer,
dit prachtige hostablad dat ik vanmorgen uit mijn bloemenpers
haalde: ‘…. toen het kon gebeuren dat plots ontstond
met de morgen mee als een wonder uit zielegrond…’

om het met de woorden van de dichter Leopold te zeggen.

De schoonheid ervan oversteeg mijn bevattingsvermogen, doch
de broosheid ervan greep mij ten diepste aan, door het besef:
ooit zal het verloren gelegd geraken, zullen de nerven breken en
zal de adembenemende perfectie ervan alsnog worden vernietigd.
Altijd opnieuw Kundera’s ‘ondraaglijke lichtheid van het bestaan’
of die andere titel van hem, ‘het feest der onbeduidendheid.’

Of hoe ‘onverzoenlijk’ de dingen kunnen zijn.
Mijn geliefde slakken die mijn eveneens geliefde Hosta
zo graag willen ‘zoenen’? Vermanende tikjes op hun huisjes!
Hun bladverterende kussen van 900 graden Celsius zijn zo heet
als brandende sigaretten, en branden dus onherstelbare gaten
in de weerloze hostabladeren. Een onmogelijke liefde dus.
Eens te meer, telkens weer, gelamenteer.

Maar kijk, ik slaagde erin om ze van elkaar weg te houden
met mijn alles overwinnende liefde voor hun beider bestaansrecht.
De slakken krijgen kool, meloenschillen & rotte appels,
terwijl de hosta’s zich mogen koesteren in mijn waakzaamheid.

Uiteraard voelen ook artistiekelingen zich geïnspireerd
door die tot de verbeelding sprekende hostabladeren,
om er sieraden, schaaltjes & schilderijen van te maken.

Doch last but not least, ook de herfst houdt van de hosta’s,
of is het andersom? Als de bladeren op hun mooist zijn verkleurd,
opent mijn bloemenpers z’n deuren, en bereiden de stilte & de tijd
een glansrijke nieuwe regering voor. Ik heb er hoe dan ook alle
vertrouwen in. Met ‘een zielvol oog’ zou Piet Paaltjens zeggen.

Mijn Hosta van deze zomer staat voorlopig nog
groen & wel te pronken in de tuin. Laat ik er hier in Mechelen
op deze dreunende Maanrockse vrijdag de inmiddels
weemoedig geworden zomerhit van Erik & Sanne nog maar eens
tegenaan gooien. Hoe ‘onverzoenlijk’ ook dàt weer moge wezen…