Een Herderstasje, dacht mijn Medestander. Het stond daar ineens als een tenger wachtertje naast de voordeur, omhoog gekomen uit de smalle voeg tussen muur en stoeptegel. Zo dapper, dat ik het niet over mijn hart kon krijgen om het uit te trekken.
De mens heeft soms zulk een ondraaglijke overmacht: één ruk en afgelopen. Zonder er ook maar één seconde bij stil te staan, wat een wonderlijke opgang dat in feite is, al wat er uit die grond zomaar tevoorschijn komt. En wat een krachttoer dat is, wat zo’n plantje doet.
Enfin, het blijkt bij nader toezien geen Herderstasje, maar ‘Fijnstraal’ te zijn. Een overleverdje van jewelste. Afkomstig uit noord-Amerika, en vroeger al door de Navajo-indianen gebruikt tegen puisten & slangengif. In de lente & de zomer zijn de kleine madeliefachtige bloemetjes een voedselbron voor bestuivende insekten. De honderdduizende zaadpluisjes zijn zo licht, dat ze naar eindeloos ver kunnen uitzwermen.
Blijf verwonderd? Blijf jij daar maar rustig staan, Fijnstralig Wachterje, via je vernuftig penworteltje uit die o zo smalle groef vol droog zand omhoog gekomen: knap hoor!


