DE LOFVERZAMELAAR

‘Een ogenschijnlijk dik iemand die uit twaalf wel verpakte mageren bestaat, die allen tegelijk piepen? De ‘lofverzamelaar’ ergert zich aan het zwijgen der straten. Hij loopt ze onvermoeibaar af om hen tot lof te dwingen en is verbitterd over hun weerstand.

Hij wil de wereldgebeurtenissen verdringen. Hij wil dat men zich met hem, niet met aardbevingen en oorlogen bezighoudt. De lofverzamelaar vult een huis met zijn naam. Hij verwacht nieuwe wendingen, zinnen zoals hij nog niet heeft gehoord, een hele taal vol loftuigingen, voor hem alleen bedacht. Doden mogen soms ook worden geprezen, hij verschaft zich hun zegen.

De lofverzamelaar zou bereid zijn voor iedere smaad of ook enkel voor kritiek de doodstraf op te leggen. Hij wordt almaar vetter, maar hij draagt het graag. Hij vindt altijd vrouwen die om wille van dit vet van hem houden. Zij likken aan zijn lof en hopen er iets af te krijgen.’

Trump avant la lettre?

Uit: ‘Wat de mens betreft’
Aantekeningen 1942-1972,
Privé domein nr. 31