
Hier komt hij dan weer, de aangetaste tijd.
Bangzaamaan wordt het kouder. De tuin ligt vol bladeren & vogelpluimen,
in fluisternis en wrevelen gehuld. Er liggen zeker ook haren bij van mezelf,
want ook ik laat los.
Ben ik een boom in ’t diepst van mijn gedachten,
of ben ik eerder een ruiende vogel in de verkeerde vorm? Oktober laat
dat wijselijk in het midden, doch november zal het oordeel vellen:
gij zijt een aftakelende mens.
Het winteruur biedt even nog een streepje troost
aan het blad- & vleugelloze lijf, noodgedwongen door de wol geverfd.
De bomen moeten een kaalslag ondergaan, en de vogels zullen
weer moeten gaan kleumen.
De blootse kilte grijpt mij aan het hart,
alsook de botte commentaren: ‘Een voedselbank voor dieren?
Die houdt voornamelijk de slappelingen in leven, al dat
bijvoeren is sowieso kudt!’
Om dan nog niet te spreken over die nieuwe
Russische ‘Boerevestnik-raket’, alias de Stormvogel, aangedreven
via een kleine kernreactor. Ober, mag ik nog een laatste
glaasje oktober van u, alstublieft?









