ZOMERPOST

‘De dichter voedt de poëzie’, 1952, Oost-Indische inkt, waterverf op papier,
Collectie Stedelijk Museum Amsterdam.

GROETEN UIT
HET HART VAN DE TIJD

Stille spraak-loze dingen,
botsende woorden, overrompelende beeldspraak?
Uitwaaierende verzen, onvrede met de burgerlijke orde,
duivels, engelen, geestesverschijningen, angstige koppen?
‘Wie wil stralen, moet branden’ heeft hij gezegd.
‘Met zon treedt veel in het licht.
Een kunstwerk moet een prisma zijn,
het moet van alles weerspiegelen.’

Maar dit is misschien toch wel het ultieme bewijs:
‘Alles van waarde is weerloos en wordt
van aanraakbaarheid rijk.’

Dat moet de keizer van de Vijftigers zijn,
alsook de mede-oprichter van de Cobra-groep:
Lucebert, uit te spreken als ‘Loetsjebert’,
naar het Latijnse luce=licht.
‘Schoonheid treft de mens met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok
van het universum.’

Dichter, schilder, maltentige losbol, woelgeest,
moerasruiter van het paradijs, en zoals zijn dichterlijke naam
aangeeft: een ‘lichtdelver, maar ook, een oplichter‘ in beide betekenissen van het woord.
Soms zelfs met een even zonsverduisterende vleugelsslag
als de mythologische reuzenvogel Roc.

`

Maar lees hieronder vooral de prachtige ‘Brief aan Lucebert’,
door Koen Vergeer, uit zijn brievenboek ‘Heelal van papier’
gepubliceerd in Neerlandistiek,
het online tijdschrift voor taal en letterkunde.

https://neerlandistiek.nl/2024/05/de-ruimte-van-het-volledig-leven/

En als tegenhanger en/of als aanvulling Maarten ’t Hart aan het woord.