Echter, de dag laat zich niet altijd zomaar plukken, want wat een vlezige stengels soms. Als distels zo stekelig. Zonder knipmes bijna onbegonnen werk om zo’n taaie ‘carpe diem’ geplukt te krijgen.
Je hebt ze bovendien in verschillende gradaties: de Tengere, de Krul, de Knikkende, de Langstekelige, de Veeldoornige & last but not least, de stijfstekelige Kale Jonker. Allemaal dagen die tot de verbeelding spreken. En hoewel ze familie zijn van de zonnebloemfamilie, je zou het niet zeggen. Die aantrekkelijkheid daarvan missen ze dan toch wel.
De verzamelde pers windt er bovendien ook geen doekjes rond. Mijn god, waar zou het dan lente voor zijn geworden? Toch niet ten behoeve van het journaal met al dat bloed aan de paal? Ik zie de bomen & de bloesems overal om mij heen openspringen als een niet te beschrijven weerloos wonder, want helaas niet meer zonder het verdrietige besef: één bom en het is allemaal weg, op slag, de blije mensen incluus.
Misschien moet God zijn geest weer eens over de wateren laten zweven om zijn verlossende belofte nog eens rond te bazuinen: “Fiat lux! Er zij licht! Niet alleen boven eigen stad & land, maar please, ook in onze eigen donkere mensenkop. Want nee, zelf zijn we alles behalve goden, en al helemaal niet in ’t diepst van onze gedachten.
Ondertussen glijdt onze kostbare levensdraad door de bedrijvige handen der schikgodinnen: Clotho, de spinster, Lachesis de verdeelster en Atropos de onafwendbare. Zij weven, tellen & meten onze dagen en raden ons aan om ze te plukken, zoals we dat geleerd hebben met de rozen & hun doornen: even verrukt, alsook even voorzichtig. En hoe dan ook, met de intentie om de duivel te beletten dat hij erop pist.
Maar urgenter nog dan dat, want de kern van elk begin & elk einde:
Please, Janneke & Allemanneke, alsook Asjemenouke & Allevrouwke,
staakt alstublieft uw wild geraas, het zal niet Baeten. Integendeel, straks durft er geen merel nog te zingen, laat staan een nachtegaal.





