ZACHTE KRACHTEN

Deze afbeelding heeft een leeg alt atribuut; de bestandsnaam is 06f200b406e65c1e0701a95d03230436.jpg


Steeds weer opnieuw, het valt niet te ontkennen,
die wonderlijke vaststelling: hoeveel energie er
plots vrijkomt uit een betreurde gestorven mens.


Wellicht ook, omdat het ons zo ontvankelijk
maakt voor de zachte krachten waar
Henriëtte Roland Holst ons attent op heeft gemaakt:


‘.. dat ze zeker zullen winnen in ’t eind,
– dit hoor ik als een innig fluisteren in mij:
zo ’t zweeg zou alle licht verduisteren..’


Zoals God ‘het niet nodig heeft om te bestaan’
zo heeft ook ‘dit innig fluisteren’ geen woorden
nodig, om niettemin uiterst waarneembaar te zijn.


Ooit ergens gelezen (om nooit meer te vergeten)
dat de gestorvene wacht tot de overrompelende rouw
voorbij is, om bij je terug te kunnen keren.


De doden houden niet van het onvervulbare
verlangen hen weer te willen zien zoals voorheen,
ze willen zijn wie ze zijn geworden:

onze zachte krachten.

JOANNA

Felle kleuren voor een felle vrouw?
Plots heeft zij daar zélf geen
oog meer voor, maar elke felle kleur
zal voor altijd de hare zijn
.

She has left the building,
of heeft ze zich alleen maar
verstopt, en zal ze zich uiteindelijk
toch weer laten vinden?

Het licht te fel & ons paasmandje
te klein, voor al die uitgestrooide
herinneringen aan haar, als smeltende
paaseieren in de zon.

ALS VUUR ONDER DE AS

O vader, uw geboortedag!
Zo stond het vanmorgen in mijn agenda,
reeds lang van te voren opgetekend, al vanaf nieuwjaar.
Lachwekkend bijna, alsof ik het zou kunnen vergeten.

Bovendien palmzondag vandaag,
en vannacht ook nog de volle maan!

Maar o, het gemis.
Jeroen Brouwers wist dat, zoals immer & altijd,
zo treffend & herkenbaar te formuleren:
‘Mettertijd worden
alle, àlle herinneringen pijnlijker omdat men zich
in steeds grotere mate het verlorene herinnert,
en de smart daarover schrijnender is dan
het verdwenen geluk het hart ooit heeft gestreeld’.

Zoals ook Brouwers’ bekentenis:
‘Mijn sympathie voor mensen die met liefde
over hun ouders spreken. Mijn vage jaloezie omdat ik
zulke liefde niet ken.’
Het stemt mij alleszins dankbaar
dat ikzelf er zo vol van mocht & mag zijn.

Geneigd zich in de eigen ziel te knijpen,
voelt hij zichzelf voortdurend aan de tand.
Gewend zijn eigen diamant te slijpen,
hing hij steeds feller tekens aan zijn wand.

Veel lauweren maar niet om op te rusten,
geen uur, geen ogenblik bleef onbewaakt.
Zelfs in zijn zwaar gesnoeide tuin der lusten,
heeft hij wat loskwam steeds weer vastgemaakt.

Het hart te zwaar, de ziel te fijn besneden,
speelt hij een hoofdrol in ’t mysteriespel,
sinds ik hem in zijn genen vergezel.

Ik dank hem voor de ruil van lijf & leden,
beoog ’t verzachten der omstandigheden,
ter vader’s ere, nog immer van tel.


CARPE DIEM?

Echter, de dag laat zich niet altijd zomaar plukken, want wat een vlezige stengels soms. Als distels zo stekelig. Zonder knipmes bijna onbegonnen werk om zo’n taaie ‘carpe diem’ geplukt te krijgen.

Je hebt ze bovendien in verschillende gradaties: de Tengere, de Krul, de Knikkende, de Langstekelige, de Veeldoornige & last but not least, de stijfstekelige Kale Jonker. Allemaal dagen die tot de verbeelding spreken. En hoewel ze familie zijn van de zonnebloemfamilie, je zou het niet zeggen. Die aantrekkelijkheid daarvan missen ze dan toch wel.

De verzamelde pers windt er bovendien ook geen doekjes rond. Mijn god, waar zou het dan lente voor zijn geworden? Toch niet ten behoeve van het journaal met al dat bloed aan de paal? Ik zie de bomen & de bloesems overal om mij heen openspringen als een niet te beschrijven weerloos wonder, want helaas niet meer zonder het verdrietige besef: één bom en het is allemaal weg, op slag, de blije mensen incluus.

Misschien moet God zijn geest weer eens over de wateren laten zweven om zijn verlossende belofte nog eens rond te bazuinen: “Fiat lux! Er zij licht! Niet alleen boven eigen stad & land, maar please, ook in onze eigen donkere mensenkop. Want nee, zelf zijn we alles behalve goden, en al helemaal niet in ’t diepst van onze gedachten.

Ondertussen glijdt onze kostbare levensdraad door de bedrijvige handen der schikgodinnen: Clotho, de spinster, Lachesis de verdeelster en Atropos de onafwendbare. Zij weven, tellen & meten onze dagen en raden ons aan om ze te plukken, zoals we dat geleerd hebben met de rozen & hun doornen: even verrukt, alsook even voorzichtig. En hoe dan ook, met de intentie om de duivel te beletten dat hij erop pist.

Maar urgenter nog dan dat, want de kern van elk begin & elk einde:
Please, Janneke & Allemanneke, alsook Asjemenouke & Allevrouwke,
staakt alstublieft uw wild geraas, het zal niet Baeten. Integendeel, straks durft er geen merel nog te zingen, laat staan een nachtegaal.

MUZE-EN-SCENE

Waarde
Woordenman,

De muze
laat u weten,
dat niets zal
zijn vergeten,

zij pinkt
en parlevinkt,
drinkt uw
bloedende inkt,

sinds zij u
wist te vinden,
als een
gelijkgezinde,

de woord-
cellen gelest,
osmose
doet de rest.