Zie dat pasgeboren ééntje,
wat een moederziel alleentje:
tachtig, demp uw tegenstand,
zie hoe ’t rilt en klappertandt.
’t Voelt zich nog een buitenbeentje,
een éénogig dobbelsteentje:
’t komt nochtans van hogerhand,
als een kleine triomfant.
Als een goddelijk fenomeentje,
als een helder om-zich-heentje:
tachtig, zie eens hoe het brandt,
hoog boven uw avondland!
Uw schikgodin
Lachesis.
Liefste Medestander,
Mocht ik je schikgodin thans wezen,
ik spon voor jou een nieuwe draad:
geen valse knopen meer te vrezen,
een draad die kniptangen weerstaat.
Veel sterker dan Tamboerkesgaren,
alsook veel langer dan geacht:
ik liet je duizelig lang verjaren,
tot zelfs ’t ultiemste is volbracht.
Ik zou de nijvere spinster vragen:
‘Ontdek, Klotho, zijn ware aard;
van dichterbij gadegeslagen,
weet je: hij is het meer dan waard!‘
Marie Melancholie





