Iemand moet het doen:
de boom weer de huiskamer in sleuren. Uit het bos, uit de kelder,
of van de zolder? Zo’n Nordmann in een net van bij de Hubo,
of op z’n gruwelijkst: die van vorig jaar terug gaan uitspitten
in de tuin? Maar dat laatste: trotzdem ohne mich!
U heeft goed gekozen, meneer! Die bakfiets
hoeft niet altijd vol te zitten met zelf gebakken kinderen,
waarvoor Van Veen zingt: ‘Opzij! Opzij! Opzij! Maak plaats!
Maak plaats! Maak plaats! Wij hebben ongelofelijke haast!’
Echter, ik mag wel hopen dat u ei zo na thuis bent?
Inderdaad, eindelijk is het weer december.
Eén der zusjes opperde dit jaar geen kerstboom te zetten, wegens
teveel wereldellende: het zou ongepast zijn. Voor mij echter:
hoe meer kerstbomen & hoe meer lichtjes, hoe feller het besef
dat er zoveel mensen zijn die dit nu moeten missen.
De kerstboom in al zijn glorie heeft mij van kinds af aan
gefascineerd. Die lichtjes, daar is het mij altijd om te doen geweest:
ze moesten liefst ontelbaar zijn & in alle zekerheid eindeloos
kunnen branden, hetgeen met de eerste generatie lichtjes soms
bangelijk was, dus lang leve die zorgeloze ledlichtjes!
Waar is de tijd toen dat nog met echte kaarsjes moest gebeuren,
die dan maar heel even mochten branden na lang gezeur.
Tot de kerstboom plots als een vlammende fakkel moest worden
buiten gegooid. Hoe glansloos de wereld toen opeens was geworden,
ik moet er om gejankt hebben, dat kan niet anders.
Maria door een doornwoud trad, ’t had zeven
jaar geen loof gehad? Welk lied ik ook zal zingen, het zal
altijd ‘Au plaisir de te revoir’ zijn. ‘Als zo’n zin onder aan een brief
die plots als een vlinder wegfladdert uit de cocon van de formule’
zoals Luc Devoldere dat zo onnavolgbaar mooi omschrijft.
Boompje groot, plantertje dood?
Laten we elke kerstmis blij zijn, dat we er nog bij mogen zijn.
Jaren lang kwam onze alleen gevallen vader hier kerstmis mee vieren,
en elke keer vroegen wij ons af: zal hij er volgend jaar
ook weer bij zijn? En jawel hoor, maar ineens: nooit meer.
Zet hem, zusje-lief, zet hem toch maar.
Het hele huis zal er weer van gaan blozen, en wellicht ook jijzelf.
Toch niet de achterkant van de maan, toch niet de donkerte
achter de ramen, toch niet de matte glans van boze tranen?
Je hebt ze meer dan ooit nodig, zusje, die lichtjes.







