DE MANTEL DER LIEFDE?

En weer kwam Gerrit Achterberg mij vanochtend vertellen: ‘Door de kieren van de morgendeuren steken speren ijskoud licht!’

En hoewel letter per letter daarvoor gewaarschuwd en dus op mijn hoede, liep er plots toch weer bloed uit mijn ogen. En ja hoor, het kroop weer met veel moeite waar het niet kon gaan: richting mond, een beetje zoals ook bij Trump, toen hij beschoten werd. En hoewel goed-kijken-of-je-zag-het-niet-eens: het trok niettemin z’n sporen.

Het werd meteen een beetje melig koud in mijn hart. Ook zonder dat rasperige liedje van Frank Boeijen: blootgewoeld & onderkoeld.

Echter, mijn ooit zo warme mantel der liefde is inmiddels al zo oud als de straat, dus die moet eerst nog hersteld worden, vooraleer hij z’n beschuttend werk weer kan doen.

Ik heb zo’n zelfgebreide. Een beetje het model zoals hierboven op dat schilderij van Jetty Bindels. Alleen maar rechtse steken, zodat ik er niet teveel bij moest nadenken? Ingeslopen breifouten hebben er gaten in gemaakt, en men beweert zelfs dat hij stinkt.

Bijgevolg durf ik er ternauwernood nog de straat mee op. Het is een gedrocht geworden, dat zie ik in de winkelruiten. Alsof ik er van alles onder heb zitten, dat zich nauwelijks nog laat raden. Wat sleep ik toch allemaal mee? Wat zit daar in godsnaam onder gefoefeld.

Dus allesbehalve in fluweel gemanteld. Ik ben dan ook de Moeder Gods niet, met haar breed uitgeslagen Allemansmantel. Ik ben de eigen mantel zelfs uitgeveegd voor mijn zogenaamde op pek-en-veren-gelijkende miskoop, en voor het durven dragen daarvan.


Kon ik dat mooie lied van Huub Oosterhuis nog maar eens onbekommerd de kerkgewelven in jagen, doch mijn stem is al lang geen vogel meer, hooguit nog een dode gevederde vondeling
.

Toch fluister ik Achterberg nog altijd achterna: Moge. Ik zingen vinden.’ En ja, misschien ook een nieuwe mantel? Of zouden die der liefde inmiddels uit de mode zijn. Anyhow, you can call me old fashion.