Die dikke regen, dat roffelend geluid van die vette druppels.
Geen enkel woord is nat genoeg, om er die aanhoudende regen
mee te beschrijven. Deze ten top gedreven nattigheid, dat
sijpelend verlangen om binnen te dringen. Wolkbreuken & popcornbuien? Alleszins geen ‘buitjes voor het stof‘.
Slapen onder het plat dak, het plafond onheilspellend dichtbij.
Dat zenuwachtige getrommel van Gods vingers, als op een tafel
waaronder ik mij heb verstopt. Die nachtelijke zondvloed en
die ongevraagde ruitenwasser achter het donkere raam.
Dat hels gedruis, dat beangstigende carwashgevoel.
Het huis dat zich schrap zet tot in zijn diepste kieren.
Tegen dat kloppende water: ‘Laat mij erin! Laat mij erin!’
Dat striemende versus de mogelijke slijtage van buizen & fittingen.
Die pijpenstelen, die blaaskes, die strontnatte oude wijven?
Dat – noem het gerust bij naam – zompige depressieverschijnsel.
Dat ‘recht op huisdrop’ (het recht van afwatering op het erf
van de buurman toen er nog geen dakgoten waren) of
‘Singing in the rain‘? Vergeet het. Dat onhoudbare ‘ondeweer‘
doet volgens mij zelfs de hardnekkigste pluviofiel besluiten:
nu heb ik er ook genoeg van!
Dan maar eens driftig in de plassen gaan trappen?
Of zullen wij er alsnog ‘a rainy day coffee shop ambience’ van maken…




