KORRELTJE ALLES

Maandagavond. Elke week opnieuw. En inderdaad,
de maan staat dan sowieso -al dan niet zichtbaar- aan de hemel,
maar daar staat prozaïsch tegenover: dat het huisvuil
moet worden buitengezet met zijn confronterende inhoud.
Dus telkens opnieuw er weer even tegenaan.

Gelukkig heeft de stad voor goudkleurige zakken gekozen.
Het hadden er ook vuilnissige bruine kunnen zijn.
Ze klaarmaken voor de straat is niet echt een pretje te noemen,
maar dat het vuilnis weg kan & dat het zal worden opgehaald
door mannen die ik wel zou kunnen kussen daarvoor,
dat zet mij toch altijd enigszins met een lofzang aan het werk.

Bij voorkeur ’s nachts. Als de televisionele heisa
is uitgezet, nadat de laatste ongewilde flarden ideale wereld
weer eens te meer aan schelle blabla ten onder zijn gegaan.
Evenals de soms ondraaglijke lichtheid van het winteruur:
bibliotheken vol schoonheid & troost: maar kijk, maar hoor.
Nee, dan wacht ik liever op een andere afsluiting van de dag.

Zeker op de maandagavond. Als de waan van de dag
is overgelopen naar de maan van de nacht, maak ik mij klaar
voor dat -zij het ultrakorte!- numineuze moment van de week:
de afvalzakken buiten zetten in de roerloze stilte van
de verlaten stad. Ik maak er een sluwe slow motion van.

Want wat een bevrijdend gebeuren,
wat een tevredenheid. Alsof ik een ster ben gaan plukken.
Mijn plan van actie zo welwillend uitgesteld, om even
die glimp van de eeuwigheid te mogen zien & voelen.
Het maakt er telkens opnieuw ‘un moment suprême’ van,
een korreltje alles, waarvan akte.