Well, if my heart must break,
Dear love, for your sake,
It will break in music, I know;
Poets’ heart break zo.
But strange that I was not told,
That the brain can hold
In a tiny ivory cell
God’s Heaven and Hell.
Oscar Wilde,
(Roses and Rue, 1885)
Met dit gedicht van Oscar Wilde opent Douwe Draaisma op onweerlegbaar prachtige wijze zijn interessante boekwerk ‘De Ivoren Cel’ (Privé-domein nr. 316) met als ondertitel ‘herinneren en vergeten’.
Wat volgt is een boeiende verzameling herinneringen van een aantal al even boeiende schrijvers uit de serie Privé-domein, telkens vooraf gegaan door een sprankelende inleiding van Douwe Draaisma, filosoof en psycholoog, gespecialiseerd in het menselijk geheugen.
‘Mijn vroegste herinnering is in rood gedompeld. Op de arm van een meisje kom ik de deur uit, de vloer voor mij is rood, en links loopt de trap die even rood is.
Tegenover ons gaat een deur open en er stapt een glimlachende man naar buiten, die vriendelijk op mij afkomt. Hij komt heel dicht op mij toe, blijft staan en zegt tegen me: “Laat je tong eens zien!”
Ik steek mijn tong uit, hij tast in zijn zak, haalt een zakmes tevoorschijn, opent het en brengt het lemmet heel dicht bij mijn tong. Hij zegt: ‘Nu snijden we hem zijn tong af.” Ik durf mijn tong niet terug te trekken, hij komt steeds dichterbij, dadelijk zal hij hem met het lemmet aanraken. Op het laatste ogenblik trekt hij het mes terug en zegt: “Vandaag nog niet, morgen.” Hij klapt het mes weer dicht en steekt het in zijn zak.‘
Iedere morgen gaat de deur gaat open en de glimlachende man verschijnt. Ik weet wat hij zal zeggen en wacht op zijn bevel om mijn tong te laten zien. Ik weet dat hij hem zal afsnijden en iedere keer ben ik angstiger. De dag begint ermee, en het gebeurt vele malen.”
En al even interessant als de herinnering van August Willemsen over ‘De borsten van Vreda’ is Douwe Draaisma’s inleiding daar naartoe:
‘Het mooiste van wat je vergeet verdwijnt uit je geheugen zonder een spoor achter te laten: je ziet geen verkleurde plek aan de wand waar het zo lang heeft gehangen, geen afdruk waar het stond. Je bent je van geen vergeten bewust.
Soms gaat het anders, dan weet je dat je iets hebt geweten wat nu verdwenen is: namen, details van gebeurtenissen, een boek waarvan je je alleen nog maar kunt herinneren dat het indruk op je maakte. Dit is het vergeten dat een gemis veroorzaakt, het besef van een leegte, een gat.
Maar in sommige geheugens zitten nog een heel ander soort lacunes. Dat zijn de plekken die je uitnodigend open had gelaten voor de herinneringen aan wat je zo hartstochtelijk graag zou hebben meegemaakt – maar nooit hebt beleefd. Hoe oud je ook wordt, deze plekken zullen je altijd blijven herinneren aan het gemis van iets wat nooit genoten is.’
Leandro Berra
Of neem nu die ironische herinnering van Alfred Kossmann. Inderdaad, die van dat spitsvondige puntdicht ‘God schiep als een voorbeeldig dier de nijvere mier. Zijn tweede schepping was nog beter: de miereneter.’
De schrijver Alfred Kossmann was de helft van een tweeling; Ernst, de latere historicus, was de andere helft. Alfred wist: Ernst kwam eerst.’
“Op 31 januari 1922, om tien voor twaalf in de ochtend, werd in het Leidse diaconessenhuis een jongen geboren, twee maanden te vroeg maar volledig, en hem waren de beste voornamen van de familie toegezegd: die van zijn vaders vader en die van diens vader. Hij was bedacht, verwacht. De arts zorgde voor zijn moeder en zei: “Hé, daar komt er nog één.”
Dat was ik. Zeven maanden had ik als verstekeling in mijn moeders lichaam gewoond, onbekend, naamloos, en zelfs nadat ik in een driftbui mijn broer de schoot had uit getrapt wisten mijn moeder en haar arts niet dat ik bestond.
Het hinderde mij wel. Hoewel ik gehoorzaam spartelde en huilde klonk dat ‘hé, daar komt er nog één’ pijnlijk na. Ik luisterde met weerzin naar het lachen van de verpleegsters die naar mij keken of ik een sinterklaassurprise, een hoerenjong, een paasei, een droombeeld was.
Nooit verlies ik het besef dat ik mijzelf op schandalige wijze het leven heb binnengesmokkeld. Eens zullen op een ziekenzaal arts, verpleegkundigen, familieleden om het bed van een ernstig stervende man staan, en iemand zal zeggen: “Hé, daar gaat er nog één” en naar het bed lopen waarin ik dood ben. Ik herinner het mij vanaf mijn geboorte.’
En zo ook nog herinneringen van bijvoorbeeld Tessa de Loo, Heinrich Heine,Lou-Andreas -Salomé, Hans Warren, Erika Mann, Sylvia Plath, Victor Hugo, Madame de Sévingné, Joseph Roth, Paul de Wispelaere..
Kortom: toch weer schoonheid, toch weer troost, die tachtig door Douwe Draaisma gekozen herinneringen van gerenomeerde schrijvers uit die inderdaad ‘bloedmooie reeks’ Privé-domein.
Counting memories and looking within with Chiharu Shiota’s installation.