Ze voelden zich vuil zijn geworden,
er hing bloed aan & opstuivend zand:
elk woord dat ik wilde gebruiken,
klonk opeens als gewapenderhand.
Geen sprake van spreken is zilver,
evenmin als van zwijgen is goud:
elk woord in mijn dikke Van Dale,
een slak die bestrooid leek met zout.
Al zijn ze soms niet meer te vinden,
al raak ik niet meer vrijgepleit:
‘k heb ze letter voor letter gewassen,
mijn woorden vervuild door de tijd.
Zorgvuldig te drogen gehangen,
aan de waslijn van de Volkenbond:
vandaar dus met een woordeloze
door wasspelden gesnoerde mond.




