Uitgewaaierd?
De hitte nog een laatste keer weggewuifd van het klamme gelaat?
Wind in de bomen, akkergeur in de lucht, plassen op het dak.
De zomer wordt een talmende dromer,
en ook de bomen worden langzaamaan wat polychromer.
Het vege zomerlijf zucht van opluchting,
na al dat noodwendig blootgestelde,
waar zelfs de weerspiegelende ruiten lelijk van gingen kijken.
Ook de rollende oogbollen konden het fluisteren niet laten:
‘Zet die scherpschutter van een bril toch af, mens,
en kijk in godsnaam weer wat waziger de wereld in!’
Laat dat najaar dus maar komen.
De bloeiende klimop die van de tuin
een geurende honingpot maakt.
Dat eendrachtige bijengezoem, dat numineuze strijklicht
waar geen woorden voor zijn, en dat is maar goed ook,
een mens zou niet weten hoe hij het moest beschrijven.
And last but not least: het uitgevierd gemoed
dat zich weer mijmerend naar binnen mag plooien,
dankuwel alstublieft?
Maar zoals de analyticus Arther Eaton
in de Groene Amsterdammer zo raak wist te formuleren:
‘Als we ouder worden,
lijden we aan een tekort aan geruststelling’.
Echter, voor zulk een zin zit je toch op slag
een stuk prettiger oud te worden:
in zowel de schoonheid als de troost ervan?
Echter. Niettegenstaande. Alhoewel.
Wie heeft daar al die nieuwsberichten in koeien van letters
op mijn innerlijk behang geschreven?
Waar komen al die braakballen vandaan,
waarom krijg ik die lamlendige televisie niet meer uitgezet,
wat staat er daar in het stof op de spiegel geschreven?
‘
Het gepraat, het wilde gepraat en alles wordt waar –
het vooruitzicht der woorden.’
Dat moet een boodschap van Elias Canetti zijn.
Ik kom er eveneens zijn Angstige Engel van het Oog tegen,
die fluistert: ‘Teveel, je hebt teveel gezien.’
Moet ik dan net als Elias antwoorden:
‘Nee, veel te wéinig..’?
Mitte Confitte komt t’ avond thuis,
maar ’t is geen kermis in haar straatje.
Toch hangt er een gouden zwerm ééndagsvliegjes
in het ‘meelicht’ achter het raam.
En in weerwil van hun eigen kortstondige naam:
dansend zonder vrees of blaam.
Die heerlijke schone schijn,
nergens de schuld van te zijn.
Daar kan mijn eigen gemoed
alleen maar van dromen,
zowel aan schuld
als aan schaamte deelgenomen.
Of zoals Elias Canetti zou zeggen:
‘Ik: het snijdende woord.’








