Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam/Antwerpen
GROETEN UIT HEEL DE NATUUR
Vannacht in bed nog eens dat dikke boek ‘Heel de Natuur’ van Koos van Zomeren op mijn borst gezet en erin, als op hol, aan ’t lezen geslagen. De opkrullende papieren kaft er al gauw af gegooid als een nutteloos doekje voor het bloeden. Vervolgens had ik een koninklijk groen linnen boek in handen. Helemaal zoals het moest zijn: met voelbare vezels.
Hij weet er echt alles van, Koos van Zomeren. Van zowel de laaiende woorden als het knetteren van de letteren, in het door hem zelf aangestoken vuur. Echt alles, zoals trouwens ook van heel de natuur. Behalve de vogels? Nee, die kregen van hem een apart geboekstaafd soort wolkenkoekoeksheim, getiteld: ‘Alle vogels’.
Allebei monumentale uitgaven, te dik voor in bed, te mooi voor in bad. Gedrukt op wat je zou kunnen noemen: bijbel- of woordenboekenpapier. Fijn, glad & toch sterk, voorzien op veelvuldig gebruik. De schutbladen zijn terecht van goud, zoals eveneens ook het niet te versmaden lint.
Koos van Zomeren dus, met zijn ‘superieur waarnemingsvermogen, en zijn ‘als ironie vermomde & soms aan de oppervlakte tredende felheid.’ Terecht bekroond met de Jan Wolkers Oeuvreprijs en de Prins Bernard Cultuurfonds Prijs, en zo nog een aantal. In de editie van de dikke Van Dale, gepubliceerd in 1999, behoorde hij tot de meest aangehaalde nog levende auteurs. Maar hier dus ‘heel de natuur’: noem maar iets op, en hij gaat er met zijn gelief-Koos-de beschrijving dwars doorheen.
Weemoedige uren in het bos, de paardenkastanjebloedingsziekte, een beest van bijna onbeschofte omvang, een hyena zonder onderkaak, ijsvelden langs het strand, eekhoorntjes in mensenhand, condities voor schoonheid, het werk van regenwormen, vijf maal vlier, op & om de Duivelsberg, wat bomen doen in het donker. De lelievijver, de huilheuvel, de koe-kundige, de mensheid aan het ziekbed van de aarde…
Wat zei u daar ook alweer, Koos van Zomeren? ‘Ze zouden me niet zoveel met mezelf alleen moeten laten’? Wie u lief heeft, zal u sowieso volgen, zij het wellicht meestal in uitgesteld relais. Maar ja, in die meer dan zestig verschillende boeken van u: Koosje, loop toch niet zo snel!
IK LAAT HET REGENEN
Verzamelaar van water
bevrachter van de wolken
bedenker van de wind
ik laat het regenen.
Ik weet van de bomen waar ze staan
en hoe ze daar hun takken houden
de groeven in hun bast.
Ik weet van velden waar ze liggen
de hoogte van het graan
de bloem van pinksterbloem
de haren van de vos
en ik ken de vorm van kraaien
in hun vlucht.
Ik val om alles wat zich sluit
ik kom in alles wat zich opent en
een pannetje op zolder
tik tik tik, in elke
tik zit ik.
Et voilà. Precies halverwege trokken mijn hangende oogleden hun blaffeturen plots nog eens helemaal op: voor die 21 onverwachte verzen uit ‘Ik heet Welkom’. Er tussen gestoken als verdoken numineuze ‘knikjes van een goddelijk hoofd dat zijn bekrachtiging aangeeft’. Ze ontroerden mij op onverwachte wijze.
IK HOED DE BERGEN
Doe wel aan onze bergen – dit
zei mijn vader op zijn ziekbed.
Ze dragen zo gelaten sneeuw
en ijs en edelweiss.
Ze staan zo eenzaam op het land
zo duister in het schijnsel
van de maan, zo stil onder
het rollen van de donder;
ze weten maar zo weinig van zichzelf.
Dus neem ik sinds zijn dood van tijd
tot tijd een berg op schoot.
Ik leg mijn handen op zijn rug
ik aai zijn flanken en ik spreek
hem zachtjes toe.
Dan voel je diep van binnen hoe
een berg begint te spinnen.
Daar kan ik als verstokte rijmliefhebber nog wat van opsteken: die verdoezeling, dat zoveel subtielere prijsgeven ervan. Intussen, waarde Koos van Zomeren, heb ik uw overweldigend boek zorgvuldig terug te wachten gelegd naast mijn bed, voor het hopelijk zich-nog-dikwijls-openende later. En met uw beloftevolle aanwezigheid als een te aaien berg op mijn schoot. Met alle aankleef van dien..
IK DOE DE RUIMTE
Ik help je in je jas
ik open deuren, ik denk
in diepte, ik doe
de ruimte om je heen.
In mij ben je geboren.
Je groeit in mij
je ziet en hoort in mij
je ademt uit in mij.
Vinnen, vleugels, handen, liefde
alles wat beweegt beweegt in mij.
Je jaagt in mij en wordt
in mij bejaagd.
Want ik ben alles om je heen.
Je doet je eigen leven,
je doet je eigen dood
de rest doe ik, voor iedereen
en ieder dier een jas gemaakt
van angst en hoop en hunkering.
Inderdaad, dat is wat u zo trefzeker heeft gedaan: voor iedereen en ieder dier een jas gemaakt van angst en hoop en hunkering. Ik doe hem nooit meer uit, hij past als gegoten. The rest is silence? Ik steek mijn mond terug vol tanden, echter niet zonder eerst nog gepreveld te hebben: ‘Dank u wel alstublieft, Koos van Zomeren’.
Video van Jan Hendrik Fennema, uit een reeks van 22 videos met teksten van Koos van Zomeren. Ter info: ze blijken automatisch in elkaar over te vloeien als één geheel, hetgeen in dit geval niet echt de bedoeling was. Niettemin allemaal even mooi, dat wel.
De prachtige hierbij gekozen muziek van Debbie Wiseman komt uit de soundtrack van de film ‘Wilde’, onder de al even prachtige titel ‘Who has dared to hurt you’, een zin uit Oscar Wilde’s ‘De zelfzuchtige reus’.











